Les 2 Herhaling A/F en opdracht pathologie

Ademhalingsstelsel
1 / 31
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Ademhalingsstelsel

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Inhoud les
- anatomie en fysiologie ademhalingsstelsel herhaling
- COPD en Astma
- klaplong
- longontsteking
- longembolie



Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Bovenste luchtwegen

Slide 4 - Slide

Je reukzintuig wordt gevormd door de reukzenuw en het reukslijmvlies. Het reukslijmvlies is heel gevoelig voor het ontvangen van geurprikkels.

De neusholte zelf is bekleed met een laag trilhaarepitheel en bevat veel slijmvliesklieren. Deze klieren scheiden vocht af en bevochtigen zo de ingeademde lucht, waardoor je luchtwegen niet uitdrogen. Het slijmvlies is voortdurend in beweging en beweegt grotendeels in de richting van je keelholte, maar de trilharen vanuit het voorste deel van je neusholte bewegen richting je neusvleugels. Deze trilharen bewegen ongeveer een centimeter per minuut. 

Achter in je mond zit je huig. Je huig is onderdeel van het zachte gehemelte en sluit je neusholte af als je slikt. 
Noem de functies van de neus. Waarom is het beter om door de neus in te ademen?

Slide 5 - Open question

This item has no instructions

Functies  neus
  • zuiveren van ingeademde lucht;
  • verwarmen van ingeademde lucht;
  • bevochtigen van ingeademde lucht, zodat de longen niet uitdrogen;
  • overtollig traanvocht afvoeren;
  • reukzenuw.




Slide 6 - Slide

This item has no instructions

De stembanden vormen de grens tussen de bovenste en onderste luchtwegen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Strottenhoofd
Verbinding keelholte-luchtpijp

Slikken: strotklepje sluit luchtpijp af

Slide 8 - Slide

 De valse stembanden, die geen geluid produceren, hebben slijmklieren die continu slijm produceren waarmee ze de ware stembanden vochtig houden. Je stembanden zijn opgebouwd uit dwarsgestreept spierweefsel. Tussen je stembanden zit een spleetvormige ruimte, de zogenoemde stemspleet, die kan vernauwen en verwijden. Hierdoor klinkt je stem hoger of lager. De hoeveelheid lucht die uit je longen komt, brengt je stembanden in trilling, waardoor er geluid ontstaat. Hoe meer lucht er langs je stembanden komt, hoe harder het geluid dat je produceert.
De linkerlong bestaat uit 3 kwabben
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Longen
Linkerlong: 2 kwabben
Rechterlong: 3 kwabben

Bronchiole komt uit in longtrechtertje
Trechtertje opgebouwd uit longblaasjes (alveole)

Slide 10 - Slide

Je longen strekken zich uit vanaf je sleutelbeen tot aan je middenrif (diafragma). Ze worden verder begrensd door de borstwand en de ruimte tussen de longen (mediastinum).

Deze alveolen worden omgeven door elastisch bindweefsel en een dichtbegroeid haarvatennetwerk. Dit netwerk bestaat uit kleine slagaders (arteriolen) en kleine aders (venulen) 
De ruimte tussen de twee longvliezen wordt de pleuraholte genoemd
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Tussen de longvliezen zit altijd lucht
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Longvlies
Pleura = longvlies

Het binnenblad  (pleura pulmonalis of pleura visceralis)

Het buitenblad heet borstvlies (pleura parietalis)

Tussen vliezen zit vocht, vacuüm


Slide 13 - Slide

This item has no instructions

De linker en rechter vertakking van de luchtpijp noemen we de linkerhoofdbronchus en rechterhoofdbronchus
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Bronchiën en bronchiolen
Hoofdbronchiën vertakken verder
Luchtpijp 2-3 cm
Bronchiole 1 mm






Slide 15 - Slide

Bronchiën hebben dezelfde bouw als luchtpijp

Bronchiole: elastische vezels met trilhaarepitheel
Ademhalingsspieren bestaan uit gladde spieren
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Luchtpijp
  • trilhaarepitheel met veel slijmvliescellen
  •  collageen bindweefsel
  • glad spierweefsel
  • hoefijzervormig kraakbeen 


Slide 17 - Slide

This item has no instructions

In rust haal je normaal gesproken adem met een frequentie van
A
8 tot 12 keer
B
12 tot 16 keer
C
16 tot 20 keer
D
20 tot 24 keer

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

De longslagader brengt zuurstofrijk bloed naar de longen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

De hoeveelheid hemoglobine die aan zuurstof is gebonden, heet ..
A
zuurstof gehalte
B
saturatie
C
perfusie

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Gaswisseling in longblaasje
zuurstof (O2) opgenomen uit de lucht 
koolzuurgas (ofwel kooldioxide, CO2) afgegeven aan de lucht

Longblaasjes: zeer dunne wand en omgeven door  een dicht haarvatennetwerk.
 
De zuurstof en koolzuurgas  binden zich aan de 
hemoglobine in de rode bloedcellen. 

Inspiratie en expiratie: inademing en  uitademing
 Ventilatie = uitwisseling van koolzuurgas 
 Oxygenatie = uitwisselen van zuurstof 

Slide 21 - Slide

Bij diffusie verplaatst een stof zich van een plek met een hoge concentratie naar een plek met een lage concentratie. De hoge concentratie van zuurstof uit de buitenlucht diffundeert via alveolaire lucht naar het bloed. De hoge concentratie koolzuurgas in het bloed diffundeert naar de alveolaire lucht.
Aan welke stof binden het koolzuurgas en het zuurstofgas zich voor transport door de bloedvaten?

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

Longfunctie
Adem(teug)volume = 500  ml, helft blijft achter in 'dode ruimte'

Inspiratoir reservevolume = 
De maximale extra inname aan lucht na een gewone ademhaling. Het reservevolume bedraagt ongeveer drie liter.

Expiratoir reservevolume =
Na een normale uitademing kan er gemiddeld nog 1,2 liter extra lucht worden uitgeademd

De vitale capaciteit is de hoeveelheid lucht (in liters) die in een keer wordt uitgeademd na een diepe inademing en een diepe uitademing. De vitale capaciteit varieert tussen de drie en de zes liter.

Slide 23 - Slide

De gemiddelde hoeveelheid lucht die je inademt, is ongeveer 500 ml en noem je het adem(teug)volume. Ongeveer de helft van de ingeademde lucht blijft achter in de dode ruimte. Dat is de ruimte in je luchtwegen waar geen gaswisseling is, zoals in je neusholte, mondholte, keelholte, strottenhoofd, luchtpijp, hoofdbronchiën, bronchiën en bronchiolen. 

inademingslucht voor 21% uit zuurstof en voor 79% uit stikstof

Slide 24 - Link

This item has no instructions

Thieme Meulenhoff

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Asthma bronchiale = chronische ontsteking luchtwegen
COPD = chronic obstructive pulmonary disease = chronische bronchitis en longemfyseem

Slide 26 - Slide

De ziekte astma zorgt ervoor dat tijdens het ademhalen de luchtbuisjes krampachtig samentrekken. Hierdoor wordt ademhalen ernstig bemoeilijkt. Hierbij kunnen de grote en kleine luchtwegen bekneld worden. Wanneer er hiernaast een overtollige hoeveelheid slijm wordt geproduceerd spreekt men soms ook wel van een astmatische bronchitis. Bij patiënten die last hebben van een chronische bronchitis is er "slechts" de ontsteking die voor problemen zorgt.

Het longweefsel wordt door verlies van longblaasjes ook minder stevig. De longen rekken makkelijker uit, maar veren niet goed meer terug. Zo ontstaan grotere longen waarin ook na uitademing nog steeds veel lucht achterblijft. Dit heet hyperinflatie. Hyperinflatie zorgt voor kortademigheid.

Slide 27 - Video

This item has no instructions

Astma
Longen reageren erg gevoelig op prikkels, zoals huisstofmijt, huidschilfers, pollen, medicatie.
Niet-allergische prikkels zoals koude lucht, mist, rook en luchtjes (parfum, baklucht, uitlaatgassen) kunnen een aanval veroorzaken (bronchiale hyperreactiviteit)

- slijmvliezen in neus/keel/longen zwelt op
- spiertjes om luchtwegen verkrampen en trekken samen

- astma-aanval: benauwdheid, hoesten
- longen zijn altijd beetje ontstoken

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Ernstige COPD
Tonvormige borstkas door
continue gebruik van de hulpademhalingsspieren, het verlies van spierweefsel en lichaamsgewicht en de verhoogde ademarbeid.

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Slide 30 - Video

This item has no instructions

Vragen?

Slide 31 - Slide

This item has no instructions