This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Hoofdstuk 2: Jij en je geld
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Video
Hoofdstuk 2.1 - Pinpas of Portemonnee?
Slide 3 - Slide
Hoofdstuk 2.1 - Pinpas of Portemonnee?
Leerdoelen:
Je weet in welke twee vormen geld voorkomt.
Je kunt een nieuw saldo berekenen.
Je kunt het verschil uitleggen tussen directe en indirecte ruil.
Je weet op welke manieren je met geld kunt betalen
Slide 4 - Slide
0
Slide 5 - Video
Er zijn twee soorten geld. Welke soorten?
Slide 6 - Open question
2 Soorten Geld
Chartaal geld
Contant geld
munten en biljetten
Het is tastbaar, je kunt het vastpakken
Giraal geld saldo
Geld op je bankrekening
Je kunt het niet vastpakken
Slide 7 - Slide
Saldo = bedrag op je bankrekening staat
Slide 8 - Slide
Hoe bereken je je nieuwe saldo?
Slide 9 - Open question
Nieuw saldo berekenen
Oud saldo
+ Ontvangsten
- Uitgaven ------------
Nieuw saldo
Slide 10 - Slide
Directe en Indirecte Ruil
Indirecte ruil
Geld wat jij betaalt voor goederen en diensten
Geld is je ruilmiddel
Directe ruil
Goederen en diensten ruilen tegen iets anders dan geld
Slide 11 - Slide
....
...
Hoofdstuk 2.1 - Pinpas of Portemonnee?
Slide 12 - Slide
Een ander woord voor contant geld is?
A
euro
B
chantaal geld
C
giraal geld
D
chartaal geld
Slide 13 - Quiz
Wat is elektronisch betalen ?
A
Betalen via de computer
B
Betalen via de smartphone
C
Betalen met een bankbiljet
D
Betalen met je pinpas
Slide 14 - Quiz
Als ik bij de Mediamarkt een nieuwe tv cash betaal, dan heet dit geld?
A
Giraal Geld
B
Indirect Geld
C
Direct Geld
D
Chartaal Geld.
Slide 15 - Quiz
Sofian rekent bij de kassa af met zijn mobiel. Hier is sprake van...
A
Chartaal geld
B
Giraal geld
Slide 16 - Quiz
Joost wast de auto van Stijn. Stijn maakt daarom een vensterbank voor Joost.
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil
Slide 17 - Quiz
Giraal geld is:
A
muntjes en bankbiljetten
B
PIN pas
C
Tikkie via telefoon
D
Internet bankieren
Slide 18 - Quiz
Je saldo was € 250,- Je hebt nieuwe sportschoenen gekocht voor € 125,- en een trainingspak voor € 200,-. Van je ouders kreeg je € 100,- kleedgeld. Wat is je nieuwe saldo?