Medicijnen

                                 Medicijnen






                                                                                                                                  JG
1 / 38
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1,2

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

                                 Medicijnen






                                                                                                                                  JG

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Naamgeving medicatie
  • Chemische naam = nauwkeurige beschrijving van de atomen die de stof bevat 
     (Para-acetylaminofenol) 

  • Stofnaam of generieke naam = beschrijving van de stof(fen) die in het medicijn zitten (paracetamol) onder deze naam herkennen wij vaak de werking van het medicijn

  • Merknaam = fantasienaam verzonnen 
     door fabrikant

Slide 2 - Slide

® betekent
dat het een geregistreerd handelsmerk is en dat
niemand anders die naam mag gebruiken
chemische naam/werking   generieke naam           merknaam
Benzodiazepine      diazepam          valium

cumarineproduct        acenocoumarol      sintrom

bacteriedodend antibioticum   flucloxacilline   floxapen

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Juiste tijd
Juiste persoon
Juiste medicijn
Juiste dosering
Juiste toedieningswijze
Juiste rapportage
6

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

dubbele controle
insuline
opiaten
cytostatica 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Tips medicatieveiligheid
  • Voel je je bekwaam in voorbehouden en risicovolle handelingen?
  • Wees je bewust van de risico’s in het medicatieproces
  • Noteer afspraken over medicatie toedienen in het zorgplan
  • Als zorgmedewerker heb je een signalerende functie
  • Zorg voor een duidelijke toedienlijst en actueel medicatieoverzicht

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

  • Let op dat de medicijnen goed bewaard worden
  • Zorg ervoor dat je ongestoord kunt werken met medicatie
  • Dubbele controle van risicovolle medicijnen is voor de veiligheid van de cliënt
  • Meld altijd medicatiefouten

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Doel van medicijnen
  • Curatief/causaal (genezend/oorzakelijk)
  • Preventief/profylaxe (voorkomen)
  • Symptoom bestrijden
  • Aanvullen van tekorten
  • Diagnostiek (diagnose stellen)
  • Placebo (bij onderzoek naar medicatie)

Slide 8 - Slide

Preventief/profylactisch = voorkomen van een ziekte (bijv. vaccinatie of middelen tegen wagenziekte)

curatief /causaal= bestrijden van de oorzaak dus behandeling (antibiotica keelontsteking)

symptomatisch= symptomen aanpakken bijv. ontstekingsremmende pijnstilling 

substitutie = aanvullen van tekorten (bijv. testosteron of insuline)

diagnostisch= om een diagnose te kunnen stellen bijv. radio actieve vloeistof bij een pet scan





Risico's medicijngebruik
  • Bijwerkingen
  • Cumulatie 
  • Interactie
  • Verslaving
  • Gewenning/tolerantie

Slide 9 - Slide

Bijwerkingen:
Niet gewenste en schadelijke effecten van een geneesmiddel
waarvan de gebruikelijke dosering is gegeven

Cumulatie: Wanneer het middel te vaak
wordt gegeven is de vorige
dosis nog niet voldoende
uitgescheiden en stijgt de
plasmaconcentratie
vootdurend. Dan ontstaat
ophoping of cumulatie van
het geneesmiddel tot
toxische of zelfs lethale
dosis

interactie:
Een wisselwerking tussen medicijnen die tot verandering in de werking en bijwerkingen kunnen leiden

gewenning: Je lichaam went aan het medicijn en je hebt een steeds hogere dosis nodig om hetzelfde effect te ervaren.


Wat is de indicatie van een medicijn?
A
reden om een medicijn niet te geven
B
overdosering van een medicijn
C
weigeren van medicatie door de zorgvrager
D
de reden om het medicijn te geven

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn bijwerkingen van medicijnen?
A
ophoping van medicijnen in het lichaam
B
de invloed van de medicijnen op elkaars werking
C
steeds meer nodig voor dezelfde werking
D
een ongewenste reactie bij een normaal gebruik

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Contra-indicatie
  • Een reden om het medicijn NIET te gebruiken omdat het medicijn een aandoening of ziekte verergert.

  • absoluut = absoluut niet geven

  • relatief = oppassen bij het geven

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Wat wordt verstaan onder cumulatie van medicijnen?
A
te veel medicijnen
B
ophoping van medicijnen
C
afhankelijkheid
D
steeds meer nodig voor dezelfde werking

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent interactie?
A
werking van medicijnen
B
medicijnen die je nooit samen mag geven
C
hoe medicijnen in het lichaam op elkaar reageren
D
dan kan je niet meer zonder het medicijn

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Gewenning is hetzelfde als verslaving
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Toedieningswegen
  • enteraal = via het maag-/darmstelsel  v.b. tablet, zetpil, via sonde
                      is systemisch, d.w.z. wordt via de bloedsomloop door het                            lichaam (systeem) verspreid

  • parenteraal = buiten het maag-/darmstelsel 
                           Is systemisch maar ook lokaal.
                           Lokaal wordt gegeven wanneer het middel goed toe te                               dienen is op de gewenste plek vanaf buiten het lichaam                             denk b.v. aan pleister of inhalaties



Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Medicatie die oraal of rectaal wordt ingenomen noemen we een ....... toediening
A
Enterale
B
Parenterale
C
Pulmonaal
D
Transdermaal

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

Tabletten, dragees en capsules kunnen zo gemaakt zijn dat de werkzame stof niet in de maag, maar pas in de dunne darm vrijkomt. Hierdoor kan het maagzuur het medicijn niet aantasten.
Deze medicijnen mogen nooit gekauwd, gebroken of gemalen worden.

Zetpillen bestaan uit een gemakkelijk smeltende stof waarin de geneesmiddelen zijn verwerkt. Het geneesmiddel wordt via de slijmvlieswand van de darmen snel in het bloed opgenomen.


Vormen van medicijnen

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Toedieningswegen
  • Oraal 
  • Rectaal
  • Sublinguaal
  • Injectie (subcutaan,intraveneus,   intramusculair, intra-articulair,   intra cardiaal, intralumbaal ( in ruggemergkanaal)en  epiduraal In de epidurale ruimte)
  • Pulmonaal [inhalatie]
  • Transdermaal
-vaginaal


Slide 20 - Slide

oraal = via de mond 

rectaal = via de anus

sublinguaal = onder de tong (hartproblemen, epilepsie)

transdermaal = via pleister (lokale toediening maar soms systemische werking denk maar aan nicotine pleister)

inhalatie = tracheaal via luchtpijp of nasaal via neus (astma) soms lokaal soms systematisch

vaginaal = via de vagina (anti schimmel)




sublinguaal is .... medicatie
A
onder de huid
B
onder de tong
C
intraveneus
D
vaginaal

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Bewaren van medicatie

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Bijsluiter
  • Samenstelling
  • Indicatie: waar wordt het middel voor gegeven?
  • Werking
  • Dosering 
  • Bijwerkingen
  • Gebruik tijdens zwangerschap
  • Wijze van inname
  • Waarschuwingen 
  • Werkzame stof en hulp/vulstoffen
Alles moet benoemd worden op bijsluiter i.v.m.
overgevoeligheid

Slide 23 - Slide

waarschuwingen
Met welke geneesmiddelen gaat het middel
niet goed samen
• Niet innemen met melk, grapefruitsap…

• Wanneer kun je het beter niet innemen
(contra-indicatie)

hulpzame stoffen of vulstoffen
bijvoorbeeld zetmeel
Dosering
  • Normdosering= standaarddosis/   gebruikelijk dosis bij volwassenen

  • Doseringsinterval= tijd die zit tussen inname van de verschillende doseringen van het geneesmiddel
    –> Instellen tot een evenwichtssituatie            “steady state”


Slide 24 - Slide

Bij pijnmedicatie bouw je met de juiste dosering een goede concentratie aan pijnstilling op. De zogeheten 'spiegel'.

Extra aandacht is nodig bij oudere zorgvrager omdat:
  • Vaak minder goede nier- en leverfuncties
  •  Gebruiken vaak veel medicatie daardoor meer interactie
  • Meerdere aandoeningen, bijwerkingen kunnen worden gemaskeerd
  • Minder therapietrouw (geheugen problemen, gezichtsproblematiek, functionele problemen)
  • Bij bloeddruk verlagende medicatie meer kans op orthostatische hypotensie waardoor grotere valkans

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Controleren van medicatie
Bijsluiter
Regel van 6

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Sommige medicijnen hebben een hardere laag (zgn, coating) waarom is dit?
A
Anders gaan ze kapot bij vallen
B
Medicijnen hebben een bittere smaak
C
Vond de fabrikant leuk
D
Zodat ze voorbij de maag worden opgenomen

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Slide 28 - Video

This item has no instructions

welke medicatiefouten worden er veel gemaakt?
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
Te laat gegeven
B
Verkeerde cliënt
C
Te hoge of lage doseringen
D
Verkeerde combinaties

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Een dragee is...
A
een zetpil
B
een tablet met een suikerlaagje
C
een soort injectie
D
een bruistablet

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Dragee
Een dragee is een tablet met een hard laagje eromheen, waardoor het wat steviger wordt en ook gemakkelijker door de slokdarm glijdt. Soms zit er een zuurresistent laagje omheen zodat de dragee niet uit elkaar valt in de zure maaginhoud, maar pas in de dunne darm.

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Medicijnen met een verlengde werking hebben vaak 'retard' erachter staan
A
juist
B
onjuist

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

wat betekent het als er achter een medicijn MGA of MVA staat?

Slide 33 - Mind map

This item has no instructions

Deze tabletten, waarbij retard Frans is voor vertraging, worden ook wel MGA (met gereguleerde afgifte) of MVA (met vertraagde afgifte) tabletten genoemd

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld van een symptoombestrijder is ......
A
Antibiotica
B
Hormonen
C
Pijnstiller
D
Maagmiddel

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Wat doe je als eerste als er een medicatiefout is gemaakt?
A
Melden bij leidinggevende
B
MIC invullen
C
Huisarts/arts raadplegen
D
Onderzoeken waarom het fout gegaan is

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Slide 37 - Video

This item has no instructions

0

Slide 38 - Video

This item has no instructions