GramáticaUnidad7les2

Unidad 7; Gramática
Lesdoelen: 
  • Wederkerende werkwoorden
1 / 22
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Unidad 7; Gramática
Lesdoelen: 
  • Wederkerende werkwoorden

Slide 1 - Slide

Klassentaal even onder de aandacht brengen.
Bij binnenkomst:
  • Buenos días
  • Buenas tardes
  • ¿Cómo estás?
  • Estoy bien,gracias 
Als de bel gaat:
  • Hasta luego
  • Hasta mañana

Slide 2 - Slide

Klassentaal, nog meer ideeën?

Slide 3 - Mind map

Slide 4 - Video

Unidad 7; Gramática
Wederkerende werkwoorden kun je verdelen in:
Regelmatige wederkerende ww: hebben geen klinkerwisseling in de stam. 
Vb yo me ducho. Ducharse   

Onregelmatige wederkerende  ww: hebben altijd een klinkerwisseling in de stam. 
Vb yo me visto.  Vestirse
Let op: alleen nosotros vestimos en vosotros vestís veranderd niet. Dit geldt voor bijna alle onregelmatige wederkerende ww. 
Uitzonderingen? Jazeker!  Het ww ponerse. Yo me pongo. De rest blijft regelmatig vervoegd.

Slide 5 - Slide

Unidad 7; Gramática
Wederkerend ww: 
Per.vnw
Wk.vnw
Klinkerwisseling wordt: ue
Acostarse
yo
me
acuesto
acuestas
él,ella,usd
acuesta
nosotros
nos
acostamos (blijft hetzelfde)
vosotros
os
acostáis (blijft hetzelfde)
ellos,ellas,usds
acuestan

Slide 6 - Slide

Welk wederkerend vnw hoort erbij?
yo
nosotros
ella
vosotros
ellos

Slide 7 - Slide

Unidad 7; Gramática
Onregelmatige wederkerende ww (klinkerwisseling in de stam) 
Persoonlijk vnw
Wederkerend vnw
Wederkerend ww
dormirse
Wekerkerend ww
sentirse (voelen)
yo
él,ella,usd
nosotros
vosotros
ellos,ellas,usd

Slide 8 - Slide

Unidad 7; Gramática
Wat betekenen de volgende wederkerende werkwoorden? 
Schrijf het op in het Nederlands

levantarse, lavarse, acostarse, sentarse, ponerse, ducharse, bañarse, vestirse.
Klaar? Maak opdracht 3, blz74 in Intertaal/Blaadje

Slide 9 - Slide

Unidad 7; Gramática
Ben je klaar met Opdracht 3 in je tekstboek?
Maak de quiz op de volgende slide.

Slide 10 - Slide

Vervoeg de juiste vorm: Ducharse
Yo..
A
te duchas
B
se ducha
C
nos duchamos
D
me ducho

Slide 11 - Quiz

Vervoeg de juiste vorm: Sentirse
Ella..
A
me siento
B
se siente
C
nos sentimos
D
se sienten

Slide 12 - Quiz

Vervoeg de juiste vorm: levantarse
nosotros
A
os levantáis
B
se levantan
C
nos levantamos
D
se levanta

Slide 13 - Quiz

Vervoeg de juiste vorm: vestirse
tu..
A
se visten
B
nos vestimos
C
se viste
D
te vistes

Slide 14 - Quiz

Vervoeg de juiste vorm: Ponerse
Yo
A
se pone
B
me pono
C
te pones
D
me pongo

Slide 15 - Quiz

Unidad 7; Gramática

Slide 16 - Slide

Unidad 7; Gramática

Slide 17 - Slide

Unidad 7; Gramática

Slide 18 - Slide

Unidad 7; Gramática

Slide 19 - Slide

Unidad 7; Gramática

Slide 20 - Slide

Unidad 7; Gramática

Slide 21 - Slide

Unidad 7; Gramática

Slide 22 - Slide