1.6 Het landschap in Laag-Nederland vwo/gymnasium 2
1.6 Het landschap in Laag-Nederland
1 / 27
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1
This lesson contains 27 slides, with text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
1.6 Het landschap in Laag-Nederland
Slide 1 - Slide
Vandaag
-Waddenzeeën en moerassen
-Bedijking
-Polders
-Veen en turf
-Opdrachten maken
Slide 2 - Slide
Leerdoelen
1. Je weet welke maatregelen de mens in Laag-Nederland heeft genomen om zich tegen het water te beschermen;
2. Je begrijpt hoe Laag-Nederland is opgevuld met veen en klei
3. Je kunt met behulp van een foto of topografische kaart bepalen of een landschap in Hoog- of in Laag-Nederland ligt
Slide 3 - Slide
Laag-Nederland
= het deel van Nederland dat beneden
+1 meter N.A.P. ligt, en dat bij elke vloed
zou overstromen als er geen dammen,
dijken en duinen zouden zijn.
Westelijk deel van Nederland
Slide 4 - Slide
Ontstaan landschap Laag-NL vanaf 10.000 jaar tot nu
Deze periode heet Holoceen
Temperatuur steeg, zeespiegel ook met tientallen meters.
Hierdoor zijn veel grondsoorten ontstaan
Slide 5 - Slide
Er onstonden door zeespiegelstijging:
-Stranden & duinen: door afzetting van zand door de zee
-Zeeklei: achter duinen kwam Waddenzee --> water stroomde daar in bij vloed, bij eb stroomde het eruit --> water stond vaak stil, kleideeltjes afgezet
-Veen: openingen tussen duinenrijen sloten --> binnenzee wordt moerasgebied --> onder water hopen plantenresten op --> zonder zuurstof verteert dat niet --> veen ontstaat
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Bedijking
Sinds 1100 na Chr. zijn de bewoners van de Nederlandse kustgebieden begonnen met dijken aan leggen
Want...
Zo konden ze hun boerderijen, akkers en weilanden beschermen tegen het water
Slide 9 - Slide
Terpen
=kunstmatige heuvels met huizen of dorpen erop ter berscherming tegen het water
Door bedijking overbodig
geworden
Slide 10 - Slide
Bedijking
Geen vorming meer van nieuwe zeeklei
Alleen aan buitendijkse kant ging sedimentatie door
Dus wadden werden hierdoor nog wel opgehoogd
Slide 11 - Slide
Bedijking
Buitendijkse kant:Gebied buiten de dijk dat niet beschermd wordt tegen het water
Wadden:De onbegroeide delen van de Waddenzee die twee keer per dag droogvallen
Slide 12 - Slide
Wadden
-Steeds verder opgehoogd met nieuwe lagen
-Zodra het hoog genoeg was en men nieuw land nodig had --> werd deel van dit buitendijkse gebied van nieuwe dijk voorzien
Zo ontstonden nieuwe stukken omdijkt land, ookwel polders
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Video
Polders
=met dijken omringde gebieden waarbinnen de waterstand geregeld wordt
Vruchtbare landbouwgronden (klei)
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Video
Polder
Regenwater dat in de polder valt moet weggepompt worden:
-Vroeger met molens
-Tegenwoordig met gemalen (=grote elektrische pompen om polder droog te pompen)
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Soorten polders
-Veenpolders
-Droogmakerijen
-Zeepolders
Slide 19 - Slide
1. Veenpolder
-Veenmoerassen drooggelegd met molens & gemalen --> veen
-Gedroogd veen, ookwel turf is een goede brandstof
-Daarom in veenmoerassen, het veen in langgerekte stroken afgegraven --> meren ontstaan
Slide 20 - Slide
2. Droogmakerij
=een meer dat door de mens droog is gelegd en daarna in gebruik is genomen
Slide 21 - Slide
Droogmakerij
-Voor landbouwgrond en weilanden
-Ligt onder de zeespiegel dus extra belangrijk om waterstand goed te regelen
-Daarom ligt rondom droogmakerij een ringvaart
Slide 22 - Slide
Ringvaart
=kanaal rondom polder, bedoeld om het overtollige water uit de polder af te voeren
-Molens en gemalen pompen het water in de ringvaart
-Water wordt afgevoerd richting rivieren en de zee
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
3. Zeepolder
-Eilandjes in de zee werden bedijkt
-Stukken opgeslibt land rondom eilandjes werden bedijkt
Slide 25 - Slide
Leerdoelen
1. Je weet welke maatregelen de mens in Laag-Nederland heeft genomen om zich tegen het water te beschermen;
2. Je begrijpt hoe Laag-Nederland is opgevuld met veen en klei
3. Je kunt met behulp van een foto of topografische kaart bepalen of een landschap in Hoog- of in Laag-Nederland ligt