2.3 De Inuit in het poolgebied Basisboek gedeelte

1 / 28
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Heb je §2.3 gelezen?
A
Ja
B
Nee

Slide 3 - Quiz

Pak je AK schrift en pen
Maak aantekeningen! :-)

Slide 4 - Slide

Leerdoelen §2.3
  • wat de bevolkingsdichtheid is van de poolstreken

  • de kenmerken van een toendra

  • de kenmerken van landijs en zee-ijs 

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Slide

De toendra

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

De taiga

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Wat is zee-ijs?


A
Gesmolten zeewater (pakijs en drijfijs)
B
pakijs en drijfijs
C
Afgekalfd pakijs en drijfijs
D
Bevroren zeewater (pakijs en drijfijs)

Slide 15 - Quiz

Wat is een toendra?


A
Gebied in de poolstreken met begroeiing van bomen, grassen, mossen en lage struikjes.
B
Boomloos gebied in de poolstreken met begroeiing van grassen, mossen en lage struikjes.
C
Boomloos gebied in de tropen met begroeiing van grassen, mossen en lage struikjes.
D
Gebied in de met begroeiing van grassen, mossen en lage struikjes en bomen.

Slide 16 - Quiz

Wat is een taiga?


A
Zone in de gematigde luchtstreek waar naaldbomen groeien.In de winter is het er gemiddeld kouder dan −3 °C.Heet ook naaldboomgordel .
B
De naaldboomgordel
C
Zone in de gematigde luchtstreek waar naaldbomen groeien.In de winter is het er gemiddeld warmer dan +3 °C.Heet ook naaldboomgordel .
D
Zone in de koude luchtstreek waar naaldbomen groeien.In de winter is het er gemiddeld kouder dan −3 °C.Heet ook naaldboomgordel .

Slide 17 - Quiz

Wat betekent permafrost?


A
Altijd bevroren bovengrond.
B
Soms bevroren ondergrond.
C
Altijd bevroren ondergrond.
D
Gedeeltelijk bevroren ondergrond.

Slide 18 - Quiz

Wat is landijs?


A
Laag eeuwige sneeuw die tot ijs is samengeperst en dat permanent op het land ligt.
B
Laag sneeuw die tot ijs is samengeperst en dat permanent op het land ligt.
C
Laag ijs is samengeperst en dat permanent op het land ligt.
D
Laag eeuwige sneeuw die tot ijs is samengeperst en dat permanent op het ijs ligt.

Slide 19 - Quiz

Wat betekent hoge breedte?


A
De ligging van een plaats dichtbij de evenaar (meer dan 60°).
B
De ligging van een plaats ver van de evenaar (meer dan 40°).
C
De ligging van een plaats ver van de evenaar (meer dan 60°).
D
De ligging van een plaats ver van de evenaar (meer dan 90°).

Slide 20 - Quiz

Wat is de boomgrens?


A
Grens tussen een gebied waar nog wel bomen groeien en waar geen bomen meer kunnen groeien door de lage temperatuur (kouder dan 10 °C in de zomer).
B
Grens tussen een gebied waar nog wel struiken groeien en waar geen bomen meer kunnen groeien door de lage temperatuur (kouder dan 10 °C in de zomer).
C
Grens tussen een gebied waar nog wel bomen groeien en waar geen bomen meer kunnen groeien door de lage temperatuur (warmer dan 10 °C in de zomer).
D
Grens tussen een gebied waar nog wel struiken groeien en waar geen bomen meer kunnen groeien door de lage temperatuur (warmer dan 10 °C in de zomer).

Slide 21 - Quiz

Wat betekent bevolkingsdichtheid?


A
Het maximum aantal inwoners per vierkante kilometer (inw/km2).
B
Het gemiddelde aantal inwoners per vierkante meter (inw/m2).
C
Het minimum aantal inwoners per vierkante kilometer (inw/km2).
D
Het gemiddelde aantal inwoners per vierkante kilometer (inw/km2).

Slide 22 - Quiz

Pak je AK schrift en pen
Maak aantekeningen! :-)

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Huiswerk: Plenda
Maken §2.3 Opdr. 5 t/m 8
Lezen §2.4 en de blauwe woordjes

Slide 28 - Slide