Module 3 Laagland

Laagland module 3 
De verteller 
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Laagland module 3 
De verteller 

Slide 1 - Slide

Wat is een open plek in een verhaal?
A
Een situatie die vragen bij de lezer oproept
B
Een situatie waarbij de plek heel belangrijk is
C
Een situatie die zich op een open plek afspeelt
D
Een situatie die geen spanning oproept

Slide 2 - Quiz

Wat is een motief in een verhaal?
A
een reden waarom iemand iets doet (bijvoorbeeld iemand vermoordt)
B
een steeds terugkerende gedachte of ander element dat daardoor betekenis krijgt
C
het onderwerp van een verhaal
D
de onderliggende gedachte van een verhaal

Slide 3 - Quiz

Lesdoelen: 
1. Aan het eind van de les ken je drie verschillende vertelperspectieven

2. Aan het eind van de les weet je dat vertellers onbetrouwbaar kunnen zijn en in welke hoedanigheid dit vorm kan krijgen

3. Aan het eind van de les kan je het vertelperspectief van een stuk tekst bepalen

Slide 4 - Slide

Perspectief
De instantie die het verhaal aan jou presenteert 


Slide 5 - Slide

de verteller is geen personage

auctoriale verteller
 de verteller is merkbaar aanwezig (kan alwetend zijn)

(meervoudige) personale verteller
hij-/zij-verteller
niet merkbaar aanwezig
richt zich op belangrijkste personage
+ kennis is beperkt
de verteller is een personage

vertellend-ik
vaak achteraf vertellend
niet alwetend, wel commentaar en betrouwbare flashbacks

belevend-ik
Je beleeft het verhaal met alle gevoelens en gedachten

Slide 6 - Slide

Onbetrouwbare verteller
De lezer / kijker kun je manipuleren

- ziekte
- liegen
- door informatie achter te houden
- zeer gekleurde versie van gebeurtenis geven

Slide 7 - Slide

De toren van Babel - Annie M.G. Schmidt
In mijn onschuld dacht ik, dat het bouwen van een huis een vrij simpele affaire zou zijn. Ze doen het al zo lang... dacht ik. Mensen bouwen al zo lang huizen. Zeker al tienduizend jaar of langer. Het is net zoiets als brood bakken, dat doen ze ook al zo lang. En bouwen... zo'n achtduizend jaar geleden maakten ze al heel ingewikkelde pyramides, dacht ik. En de toren van Babel ook... nou ja goed, het ding is nooit afgekomen, maar nu zijn ze toch al weer zoveel verder en bovendien: mijn huis behoeft geen toren van Babel te worden, liever zelfs niet. Zo maar een huisje. Op de tekening, die de architect voor ons gemaakt had, was het zo eenvoudig. Enkel maar een paar kamers, rechte kamers, naast elkaar en een plat dak. En geen kwestie van spitsbogen of beeldhouwwerken, of van torentjes of van kantelen of van koepels of erkers of koekoeksramen, zo maar rechttoe, recht an een huis. Dat kon niet zoveel hoofdbrekens kosten, dacht ik.

Slide 8 - Slide

Wat is het perspectief?
A
Ik-perspectief
B
Personaal perspectief
C
Alwetende/auctoriale verteller

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Slide

Wat is het perspectief?
A
Ik-perspectief
B
Personaal perspectief
C
Alwetende/auctoriale verteller

Slide 11 - Quiz


Karakter - Bordewijk
Tot zijn eenentwintigste was hij toen in een boekhandel werkzaam als magazijnknecht, niet in de winkel. Dit was het eerste baantje dat hem enige bevrediging gaf, want te hooi en te gras kon hij nu zijn kennis vergroten. Maar hij schoot er niet op, hij verdiende nog steeds niet genoeg om op zichzelf te staan, hij bleef bij haar wonen.
Op een stroeve manier gingen zij met elkaar om. Hij was voor haar toch geen kwade zoon. ’s Zondagsmiddags gingen zij altijd wandelen. Ze wou naar de rivier, nooit ergens anders heen, zo gingen ze naar het Park of naar de Oude Plantage. Ze keken over het water, ze zeiden weinig, hun stilzwijgen was soms op de grens van vijandschap.


Slide 12 - Slide

Wat is het perspectief?
A
Ik-perspectief
B
Personaal perspectief
C
Alwetende/auctoriale verteller

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide

Wat is het perspectief?
A
Ik-perspectief
B
Personaal perspectief
C
Alwetende/auctoriale verteller

Slide 15 - Quiz

Kan je het perspectief in een tekst herkennen?

😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll

Waar moet je nog aan werken en hoe denk je dat te gaan doen?

Slide 17 - Open question

Doel opdracht:
Doel: aan het eind van de les kan je het vertelperspectief van een stuk tekst bepalen

-> aanknopingspunten voor eigen boek 


Slide 18 - Slide

blz. 80 

Slide 19 - Slide

Maken (huiswerk): 

- opdracht 11.1 en 11.3
- Hoe denk je dat deze verhaallijn van Memed, Jan Jansen en de Ford Vedette V8 Coupé verder gaat? Schrijf een vervolg van vier alinea's met een duidelijk merkbaar aanwezige auctoriale vertelinstantie. Wissel minimaal één keer van perspectief en plaats een open plek in het verhaal. Uiteindelijk zet je je uitwerking op de Padlet (staat bij huiswerk voor dinsdag).

Uitdaging? Verwerk naast een open plek, ook een motief in het verhaal! 
Klein beetje hulp nodig?

- Jij bent de "ik"
- Bekijk de ruimte om je heen. Wat zie je? Noteer zo veel mogelijk!
- Observeer het andere personage in de ruimte en vertel over het uiterlijk, gedrag, etc.
- Beschrijf wat er gebeurt. Let op: verwissel minimaal een keer van perspectief.
- Wat denkt hij/zij in de verschillende fragmenten?

Slide 20 - Slide

Laagland module 3 
De verteller 

Slide 21 - Slide

Leerdoelen


- Ik weet wat vertelde tijd en verteltijd is
- Ik weet wat focalisatie is
- Ik kan het vertelperspectief van een verhaal vaststellen

Slide 22 - Slide

Verteltijd 
Tijd die je nodig hebt om een verhaal te lezen.
 
Bijvoorbeeld 2 uur, of 50 minuten. 


Slide 23 - Slide

Vertelde tijd 
De vertelde tijd is het tijdsbestek dat in een verhaal of deel van een verhaal besproken wordt. 

versnelling: gebeurtenis die vrij lang duurt, wordt kort verteld. De vertelde tijd is dan groter dan de verteltijd. 
vertraging: gebeurtenis wordt zeer uitgebreid verteld. De verteltijd is groter dan de vertelde tijd. 



Slide 24 - Slide

Focalisatie 
Wie neemt er waar? 

Slide 25 - Slide

Planning
- opdr. 11 nakijken
- Padlet 
- Opdr. 12; 1 en 2 
- lezen
- verwerkingsopdrachten maken
- samenvatting maken helft module 3 

Slide 26 - Slide

Laagland module 3 
De verteller 

Slide 27 - Slide

Leerdoelen


- Ik weet wat een focalisator is
- Ik weet wanneer een verhaal neutraal of gekleurd is
- Ik weet wanneer een vertelinstantie betrouwbaar is
- Ik kan verschillende verhaalgenres noemen

Slide 28 - Slide

Als een tekst maar één focalisator heeft, is er maar één instantie die de personages en gebeurtenissen waarneemt. Wat doet dit met de betrouwbaarheid van het verhaal?  


- neutraal/gekleurd 

Slide 29 - Slide

p.114 verhaalgenres

Slide 30 - Slide

Planning
- Bespreken opdr. 12; 1 en 2 
- Opdracht 16 en 17 samen
- Padlet opdracht 
- Boek uit
- Verwerkingsdopdrachten 

Slide 31 - Slide

Padlet
- lees vijf verhalen
- benoem in een reactie bij de klasgenoot voor je en na je van wat voor vertelperspectief er sprake is (1), benoem ook de open plek (2). Geef vervolgens een tip (3) en een top (4). 

Slide 32 - Slide