H3 Woche 36

Guten Tag

Woche 36

1 / 27

Slide 1: Slide

DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Lesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Guten Tag

Woche 36

Slide 1 - Slide

Was werden wir diese Woche machen?

- Die Jahresplanung besprechen

- Die Hausaufgaben wiederholen

- Kurzes Video

- Einstieg ins Kapitel

- Hören

- Aufgaben machen

Letzte Woche:

- deine Ferien/ dein Urlaub

- was ist typisch Deutsch?

- deine Erwartung von Deutsch

Slide 2 - Slide

Die Jahresplanung

- Woche 41: Portfolio 1

- Woche 45: Voortgangstoets 1

- Woche 3: Voortgangstoets 2

- Woche 5: Hören

- Woche 12: Voortgangstoets 3

- Woche 20: Voortgangstoets 4

- Woche 22: Portfolio 2

- Woche 25: Lesen

Immer mitbringen: dein Buch & dein Heft!

Slide 3 - Slide

Typisch Deutsch

Typisch Bayerisch?

Slide 4 - Slide

learngerman.dw.com

Slide 5 - Link

Kapitel 1: Salzburg

Woran denkt ihr?

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Aufgabe 1: Schule (S. 8)

Fertig? Aufgabe 3 (Seite 9)

Slide 8 - Slide

Aufgabe 2 Song/Lied

2.7-2.9

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Aufgabe 3 & 4

Seite 9-10

Das Ziel: Vorbereiten auf die Höraufgabe

Slide 11 - Slide

Aufgabe 5

Hören

Slide 12 - Slide

Die Hausaufgaben

Lektion 1 (Seite 54)

Slide 13 - Slide

versuchen

Slide 14 - Open question

gehören zu

Slide 15 - Open question

der Fluss

Slide 16 - Open question

als

deswegen

oben

außer

daarom

toen

boven

behalve

Slide 17 - Drag question

Die Antworten

versuchen - proberen

gehören zu - behoren tot

der Fluss - de rivier

als - toen

deswegen - daarom

oben - boven

außer - behalve

Schreib die Wörter auf, die du noch nicht kennst!

Slide 18 - Slide

Voltooid tegenwoordige tijd

Das Perfekt

Hoe maak je deze in het Nederlands?

Und wie auf Deutsch?

Slide 19 - Slide

Was brauchst du?

Form van haben oder sein

Slide 20 - Slide

Het werkwoord haben

ich

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

habe

hast

hat

haben

habt

haben

Slide 21 - Drag question

Het werkwoord sein

ich

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

bin

bist

ist

sind

seid

sind

Slide 22 - Drag question

Zwak of sterk

zwak: Ich habe gewohnt. – Ich bin gereist. / sterk: Ich habe geschlafen. – Ich bin gegangen.

Je gebruikt sein in de voltooid tegenwoordige tijd met werkwoorden die een beweging aangeven --> Ich bin geschwommen.

Het voltooid deelwoord van de werkwoorden die eindigen op –ieren of beginnen met ver-, be-, of ge- krijgt geen ge-. -->Ich habe eine Party organisiert.

Slide 23 - Slide

Werkwoorden met voorvoegsel

Uit elkaar halen of niet?

Scheidbaar:

> zwak (abholen): ich habe dich ab-ge-holt

> sterk (aufstehen): ich bin auf-ge-standen

Slide 24 - Slide

Werkwoorden met voorvoegsel

Uit elkaar halen of niet?

Niet-scheidbaar:

> zwak (besuchen): ich habe dich besucht

> sterk (empfehlen): ich habe das empfohlen

Slide 25 - Slide

Aufgabe 8 & 9

Lesen

Slide 26 - Slide

Aufgabe 7