This lesson contains 19 slides, with text slides and 1 video.
past continuous = duurvorm in de verleden tijd
Hoe: was / were + werkwoord+ing
I was watching TV all morning
We were talking all the time.
wanneer: Om te benadrukken dat iets in het verleden een tijdje aan de gang was.
In de zin staat het woord when (toen)
I was doing the dishes when my mum came in.
p.c p.s
Datgene wat al aan de gang was zet je in de past continuous(duurvorm), wat ondertussen ook nog gebeurt zet je in de past simple.
Wanneer twee dingen tegelijk aan de gang zijn in het verleden gebruik je twee keer de past continuous. In de zin staat dan het woord while (terwijl)
We were watching a film while they were playing video games.
p.c. p.c
past simple of past continuous.
1. I (wait) for my friends when it (start) to snow.
2. The phone (ring) when we (have) lunch.
3. They (do) their homework when (call)
4.Henry (do) the dishes while mother (talk) on the phone.
Study vocabulary A, B + grammar