Herhaling 6.1 en 6.2

Waar in Europa is het gemiddeld warmer?
A
Noord-Europa
B
Zuid-Europa
1 / 45
next
Slide 1: Quiz
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Waar in Europa is het gemiddeld warmer?
A
Noord-Europa
B
Zuid-Europa

Slide 1 - Quiz

Dit heeft te maken met de
A
Breedteligging
B
Afstand tot de zee

Slide 2 - Quiz

Hoe schijnt de zon op de evenaar?
A
Loodrecht
B
Schuin

Slide 3 - Quiz

De zon moet daardoor op de evenaar een
A
Klein gebied verwarmen
B
Groot gebied verwarmen

Slide 4 - Quiz

De zon moet op de evenaar een
A
Lange weg door de dampkring
B
Korte weg door de dampkring

Slide 5 - Quiz

Korte weg door dampkring
bij loodrecht
Kleiner oppervlak
bij loodrecht

Slide 6 - Slide

Noord-Europa ligt in de luchtstreek
A
De gematigde zone
B
Poolstreken
C
Subtropen
D
Tropen

Slide 7 - Quiz

Groot gedeelte van Europa ligt in de luchtstreek
A
De gematigde zone
B
Poolstreken
C
Subtropen
D
Tropen

Slide 8 - Quiz

Zuid-Europa ligt in de luchtstreek
A
De gematigde zone
B
Poolstreken
C
Subtropen
D
Tropen

Slide 9 - Quiz

B49 Luchtstreken 
De temperatuurzones op aarde noem je luchtstreken.


Tropen
Gematigde zone
Poolstreken
Kenmerk
Altijd warm
Niet te warm, niet te koud
Altijd koud
Breedtegraad
tussen 23½⁰ N.B. en Z.B.
23½⁰ en 66 ½⁰ N.B. en Z.B.
vanaf 66 ½⁰ N.B. en Z.B.

Slide 10 - Slide

Een plek ver van de evenaar ligt op
A
Hoge breedte
B
Lage breedte

Slide 11 - Quiz

Op hoge breedte is het
A
Warm
B
Koud

Slide 12 - Quiz

Hoe heet de zeestroom die stroomt voor de kust van Europa? De ......

Slide 13 - Open question

De temperatuur van de Golfstroom is
A
Warm
B
Koud

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Slide

Land warmt ....... op dan de zee
A
Langzamer
B
Sneller

Slide 16 - Quiz

Land koelt ....... af dan de zee
A
Langzamer
B
Sneller

Slide 17 - Quiz

Wind die van zee afkomt naar het land toe noem je ....
A
Aflandige wind
B
Aanlandige wind

Slide 18 - Quiz

In de zomer is het zeewater ...... dan het land
A
Koeler
B
Warmer

Slide 19 - Quiz

Aanlandige wind in de zomer .... het land ...
A
Koelt ... af
B
Warmt .... op

Slide 20 - Quiz

Aflandige wind in de zomer .... het land ...
A
Koelt ... af
B
Warmt .... op

Slide 21 - Quiz

In de winter is het zeewater ...... dan het land
A
Koeler
B
Warmer

Slide 22 - Quiz

Aanlandige wind in de winter .... het land ...
A
Koelt ... af
B
Warmt .... op

Slide 23 - Quiz

Aflandige wind in de winter .... het land ...
A
Koelt ... af
B
Warmt .... op

Slide 24 - Quiz

B54 Aanlandige en aflandige winden
De windrichting heeft veel  invloed op de temperatuur. 
2 soorten:
  1. Aanlandige wind
    - in de zomer minder warm
     - in de winter minder koud

  2. Aflandige wind
    - in de zomer warmer
    - in de zomer kouder

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

In Rusland zijn de temperatuurverschillen tussen zomer en winter ...... dan in Nederland
A
Groter
B
Kleiner

Slide 27 - Quiz

Temperatuurverschillen Rusland - Nederland
Nederland
Zomer: 20°C
Winter: 0°C

Verschil: 20°C
Rusland
Zomer: 30°C
Winter: -10°C

Verschil: 40°C

Slide 28 - Slide

Temperatuurverschillen Rusland - Nederland
Nederland
Zomer: 20°C
Door: koele zeewind
Winter: 0°C
Door: warmere zeewind
Verschil: 20°C
Rusland
Zomer: 30°C
Door: land warmt snel op
Winter: -10°C
Door: land koelt snel af
Verschil: 40°C

Slide 29 - Slide

Hoger dan 1500 m
Tussen de 500 - 1500m
Tussen de 200-500m
Minder dan 200 m
Vlak gebied onder de 500 meter
Vlak gebied boven de 500 meter
Hooggebergte
Middelgebergte
Heuvelland
Laagland
Laagvlakte
Hoogvlakte
Plateau

Slide 30 - Drag question

B110 Reliëf
Hoogteverschillen in het landschap = reliëf
Er zijn vier verschillende reliëfvormen:
  • hooggebergte: de meeste toppen zijn hoger dan 1.500 m.
  • middelgebergte: de meeste toppen zijn tussen de 500 en 1.500 m hoog.
  • heuvelland: de meeste toppen zijn tussen  de 200 en 500 m.
  • laagland: het is vrijwel overal lager dan  200 meter.

- laagvlakte: vlak gebied lager dan 500 m
 - hoogvlakte / plateau: vlak gebied boven de 500 m

Slide 31 - Slide

Nederland
Noorwegen

Slide 32 - Slide

Lillehammer
Bergen

Slide 33 - Drag question

Het is warmer in
A
Bergen
B
Lillehammer

Slide 34 - Quiz

Het regent meer in
A
Bergen
B
Lillehammer

Slide 35 - Quiz

Het Scandinavisch hoogland is daardoor een

Slide 36 - Open question

Aanlandige wind bij Bergen moet
A
Stijgen
B
Dalen

Slide 37 - Quiz

Doordat de lucht stijgt, wordt de lucht .....

Slide 38 - Open question

Als de lucht afkoelt, gaat het .........

Slide 39 - Open question

De kant van de berg waar het regent noem je de ...
A
loefzijde
B
lijzijde
C
regenschaduw
D
neerslagschaduw

Slide 40 - Quiz

De kant van de berg waar het droog is noem je de .....
A
loefzijde
B
lijzijde
C
regenschaduw
D
neerslagschaduw

Slide 41 - Quiz

B58 Stuwingsregens
Neerslag die ontstaat door stijgende lucht tegen een gebergte = stuwingsregen
 
  • Loefzijde: vochtige lucht stijgt op, koelt af, brengt veel neerslag
  • Lijzijde / regenschaduw: lucht daalt, warmt op en het wordt droog

Warme lucht = stijgt op + neerslag
Koele lucht = daalt + droog

Slide 42 - Slide

Reliëf en neerslag
Het Scandinavisch Hoogland zorgt voor:
  •  stuwingsregens aan de loefzijde -> Bergen, kust, windkant
  •  droogte aan de lijzijde / de regenschaduw
    -> Lillehammer, landinwaarts, niet-windkant


Ook in het relatief vlakke Nederland ontstaat stuwingsneerslag door bv. Veluwe

Zonder bergen in het kustgebied:
- aanlandige winden brengen neerslag in het binnenland van Europa
 - wel geldt: hoe verder landinwaarts, hoe minder neerslag

Slide 43 - Slide

Per 1000m stijgt de temperatuur
A
0,6°C
B
6°C
C
0,3°
D
3°C

Slide 44 - Quiz

Per 100m stijgt de temperatuur
A
0,6°C
B
6°C
C
0,3°
D
3°C

Slide 45 - Quiz