20. Thema 3, week 4 Werkwoordendictee bijvoeglijk voltooid deelwoord

Werkwoorden vervoegen
tegenwoordige tijd
&
verleden tijd 
&
voltooid deelwoord
&
bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord
1 / 26
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 8

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Werkwoorden vervoegen
tegenwoordige tijd
&
verleden tijd 
&
voltooid deelwoord
&
bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord

Slide 1 - Slide

tegenwoordige tijd        
ik-vorm   verbrand
hij-vorm  verbrandt
wij-vorm verbranden



voltooid deelwoord
Ik ben verbrand



verleden tijd
ik verbrandde
hij verbrandde
wij verbrandden


bijvoeglijk voltooid deelwoord
De verbrande man

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Wat is het voltooid deelwoord van:

jagen
A
gejaagt
B
gejaagd

Slide 4 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van:

vertellen
A
geverteld
B
verteld
C
vertelt
D
gevertelt

Slide 5 - Quiz

Caithlin heeft haar haren vandaag los gedragen.
Wat is het voltooid deelwoord?
A
heeft
B
gedragen

Slide 6 - Quiz

De juf heeft het goede antwoord....
bevestigen --> voltooid deelwoord
A
bevestigd
B
bevestigt
C
bevestig
D
bevestigde

Slide 7 - Quiz

Vul het voltooid deelwoord in:
Het vliegtuig is veilig .......(landen)
A
gelandt
B
gelant
C
geland
D
gelanden

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Video

Mats heeft het cadeau ingepakt.

Mats geeft het ingepakte cadeau aan de juf.

Slide 10 - Slide

Gebruik je een volooid deelwoord bijvoeglijk, dan komt er vaak een -e- achter het voltooid deelwoord.

Slide 11 - Slide

Wanneer het voltooid deelwoord op –en eindigt, dan schrijf je het als bijvoeglijk naamwoord hetzelfde.

Slide 12 - Slide

Stappenplan

Slide 13 - Slide

dweilen

  • Ik heb de vloer ..........
  • De ........... vloer .

Slide 14 - Slide

poten

  • Ik heb de bloembollen ..........
  • De ........... bloembollen.

Slide 15 - Slide

Waar zegt het bijvoeglijk naamwoord iets over?
A
Zelfstandig naamwoord
B
Bijwoord
C
Werkwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 16 - Quiz

Vul het voltooid deelwoord in.
Gisteren ben ik om vier uur naar huis...(gaan)

Slide 17 - Open question

Vul de verleden tijd in.
Ik ...... wel 10 minuten. (fietsen)

Slide 18 - Open question

Vul het voltooid deelwoord in.
Ik ben al 3 jaar ... (trouwen)

Slide 19 - Open question

Vul het voltooid deelwoord in.
Gisteren hebben wij de hele avond ...(dansen)

Slide 20 - Open question

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in.


De weg werd verbreed.
De ..... weg.

Slide 21 - Open question

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in.


Jammer dat ik het doel heb gemist.
Het  ..... doel.

Slide 22 - Open question

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in.


De man heeft zijn hand verbrand.
De ............ hand.

Slide 23 - Open question

Wanneer het voltooid deelwoord op –en eindigt, dan schrijf je het als bijvoeglijk naamwoord hetzelfde.

Slide 24 - Slide

Aan het werk
 Thema 3, week 4
Werkwoordendictee

klaar: werk aan je weektaak

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide