This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Herhaling
Ordening en Evolutie
Slide 1 - Slide
Wat is GEEN argument voor evolutie?
A
Fossielen
B
Rudimentaire organen
C
Overeenkomsten in cellen
D
Uitsterven van soorten
Slide 2 - Quiz
Hoe noemen we organen of resten van organen die hun functie zijn verloren?
Slide 3 - Open question
In de afbeelding zijn de poot van een krokodil, de vleugels van een vleermuis en de vleugel van een vlieg getekend.
Welke van deze organen vertonen veel overeenkomst in bouw?
A
de poot van de krokodil en de vleugel van de vleermuis
B
de poot van een krokodil en de vleugel van een vlieg.
C
de vleugel van een vleermuis en de vleugel van een vlieg
Slide 4 - Quiz
Hier staan 2 beweringen. Welke is of zijn waar? 1. Verwantschap : Soorten hebben een gemeenschappelijke voorouder 2. Geologische tijdschaal: Weergave van de tijd sinds het ontstaan van de aarde, onderverdeeld in tijdperken
A
1: waar
2: niet waar
B
1: nietwaar
2: waar
C
beide waar
D
beide niet waar
Slide 5 - Quiz
Op basis waarvan worden organismen bij biologie geordend?
A
Op grootte.
B
Op kleur.
C
Op gemeenschappelijke kenmerken.
D
Op leeftijd.
Slide 6 - Quiz
Pneumokokken zijn eencellige ziekteverwekkers die bij veel mensen in de slijmvliezen van neus- en keelholte voorkomen. Meestal veroorzaken ze geen ziekteverschijnselen. Maar soms hebben ze ernstige ziekten tot gevolg, zoals hersenvliesontsteking of longontsteking. Pneumokokken hebben wel een celwand, maar geen celkern. Tot welke groep behoren deze organismen?
A
Tot de bacteriën.
B
Tot de dieren.
C
Tot de planten.
D
Tot de schimmels.
Slide 7 - Quiz
Je bekijkt een cel onder de microscoop. Je ziet een celwand en celkern, maar geen bladgroenkorrels. Dit is een cel van ....
A
een bacterie.
B
een schimmel.
C
een plant.
D
een dier.
Slide 8 - Quiz
koudbloedig
koudbloedig
koudbloedig
warmbloedig
warmbloedig
eieren zonder schaal
eieren zonder schaal
eieren met leerachtige schaal
eieren met harde schaal
levendbarend
Slide 9 - Drag question
Waar of niet waar?
Een spin heeft uitwendig skelet.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 10 - Quiz
Een bacterie plant zich voort door:
Slide 11 - Open question
Tijdschaal: Sleep op volgorde
eerste
dieren
eerste
landdieren
heel eenvoudige vorm van leven
eerste
mensachtige
eerste
eencellige
planten
Slide 12 - Drag question
Waar of niet waar? Eieren van een kikker hebben een leerachtige schaal.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 13 - Quiz
Noem de 4 rijken waarin we organismen kunnen ordenen.
Slide 14 - Open question
Welk RIJK heeft deze eigenschappen: geen bladgroen- wel een celkern- geen celwand
Slide 15 - Open question
Is het dier niet-symmetrisch, tweezijdig symmetrisch of veelzijdig symmetrisch?
A
Niet-symmetrisch
B
Tweezijdig symmetrisch
C
Veelzijdig symmetrisch
Slide 16 - Quiz
Bij welke stam hoort de zeester?
A
Holtedieren
B
Weekdieren
C
Geleedpotigen
D
Stekelhuidigen
Slide 17 - Quiz
Tijdens je vakantie aan het strand kom je in het zand een diertje tegen, maar weet niet wat het is. Je telt zijn poten, het zijn er 10. Wat voor diertje is dit?
A
Het is een duizendpoot.
B
Het is een insect.
C
Het is een kreeftachtige.
D
Het is een spinachtige.
Slide 18 - Quiz
Om bier te maken worden nuttige schimmels gebruikt.
A
Dat is waar.
B
Dat is niet waar.
Slide 19 - Quiz
In een park komen eenden en merels voor. Behoren deze vogels tot dezelfde populatie? Leg je antwoord uit!
Slide 20 - Open question
In de afbeelding zie je een krokodil. Noem 2 kenmerken van reptielen.
Slide 21 - Open question
Bij welke stam van het plantenrijk hoort deze plant?
A
Mossen
B
Varens
C
Zaadplanten
D
Paardenstaarten
Slide 22 - Quiz
Bij welke stam van de dieren hoort dit dier?
A
Sponzen
B
Weekdieren
C
Stekelhuidigen
D
Holtedieren
Slide 23 - Quiz
De slang is een gewerveld dier. Tot welke klasse hoort deze?
A
Amfibieën
B
Reptielen
C
Vissen
D
Zoogdieren
Slide 24 - Quiz
Een dolfijn is levendbarend. Bij welke klasse hoort dit gewervelde dier?