Quiz Design T-H

QUIZ DESIGN T-H 
1 / 42
next
Slide 1: Slide
BVMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

QUIZ DESIGN T-H 

Slide 1 - Slide

Sleep het juiste begrip naar het juiste plaatje

  Organische vormen

   Geometrische vormen

Slide 2 - Drag question

ambachtelijke vormgeving kenmerkt zich door
A
grote aantallen
B
met de hand gemaakt
C
betekenis vaak belangrijk
D
altijd een sieraad

Slide 3 - Quiz

Haute Couture is:
A
Er is vaak één exemplaar van het kledingstuk. Catwalk, exclusief
B
Een merknaam,/logo van een zeer duur modemerk
C
Een kapsel ontworpen bijpassend aan een modetrend
D
Een vereniging van modeontwerpers. Hier kunnen ze een samenwerking aangaan

Slide 4 - Quiz

Wat is de doelgroep van Delfst blauw?
A
Verzamelaars van serviesgoed
B
Kunst verzamelaars
C
Toeristen
D
Design liefhebbers

Slide 5 - Quiz

Kitsch
A
schatten, waardevol
B
van exclusieve afkomst
C
geen echte kunst, waardeloze rommel
D
versieren/ decoreren

Slide 6 - Quiz

Een ander woord voor decoratie is:
A
filmset
B
versiering
C
adoratie
D
tekening

Slide 7 - Quiz

Traditioneel Molentje
Modern Euromast
Kitsch
Kunst
Delfts blauw
Hugo Kaagman

Slide 8 - Drag question

Welk voorwerp heeft veel luchtweerstand en een slechte stroomlijn?
A
B
C

Slide 9 - Quiz

Noem de 4 belangrijkste dingen bij het ontwerpen van een gebruiksvoorwerp:
A
Decoratie, afmetingen, ondergrond, aanzicht
B
Kleur, vorm, materiaal, praktische functie
C
verpakking, instructie, logo, doel
D
Doelgroep, prijs, presentatie, maat

Slide 10 - Quiz

Wat is een voorbeeld van toegepaste kunst?
A
B
C
D

Slide 11 - Quiz

Wat is functioneel?
A
Laten zien hoe iets werkt
B
Een proefmodel maken
C
vernieuwend
D
Geschikt voor het doel

Slide 12 - Quiz

Wat is recyclen?
A
Iets eten
B
Iets maken
C
Iets opnieuw gebruiken
D
Iets weggooien

Slide 13 - Quiz

Designer betekent:
A
Ontwerper
B
Artiest
C
Uitvinder
D
Maker

Slide 14 - Quiz

Er is een nieuwe iPhone uit. Wat heeft die telefoon een mooi design zeg! Wat is 'design'?
A
de manier waarop een (meestal modern) product er uitziet
B
Het ontwerp is hilarisch
C
bedoeld om er geld mee te verdienen
D
Het bekostigen van de materialen en arbeid

Slide 15 - Quiz

Industriële vormgeving heeft te maken met:

A
Producten en artikelen die in veelvoud gemaakt zijn.
B
Alles wat wordt gekweekt in de natuur.
C
Natuurlijke vormen.
D
Pan soep met exclusieve ingrediënten

Slide 16 - Quiz


industriele vormgeving ja of nee?
A
ja
B
nee

Slide 17 - Quiz

Wat is Industriële vormgeving?
A
Vormgeving van producten die in een atelier gemaakt worden.
B
Vormgeving van producten die in fabrieken gemaakt worden.
C
Vormgeving van producten die met de hand gemaakt worden.
D
Vormgeving van producten die je haalt uit verre landen.

Slide 18 - Quiz

Sleep het juiste plaatje naar het juiste begrip:
Industriële vormgeving
Ambachtelijke vormgeving
Grafische vormgeving
Design

Slide 19 - Drag question

Sleep de plaatjes naar het juiste begrip:
Industriële Vormgeving
Ambachtelijke Vormgeving

Slide 20 - Drag question

Wat is de Industriële Revolutie?
A
De overgang van jagen en verzamelen naar de landbouw
B
De trek van het platteland naar de stad
C
De overgang van werken met de hand naar werken met machines
D
Grote groepen arbeiders die in fabrieken werken.

Slide 21 - Quiz

Een doelgroep is:
A
Een groep mensen die dezelfde interesse hebben
B
Een groep mensen die samen iets ondernemen
C
Een groep mensen die samen uit eten gaan
D
Een groep mensen die jij wilt bereiken met je activiteit

Slide 22 - Quiz

Toegepaste kunst is kunst die
A
ergens voor dient
B
een gebruiksfunctie heeft, zoals een vaas
C
is om naar te kijken
D
door iemand is gemaakt

Slide 23 - Quiz

Autonome kunst
Toegepaste kunst

Slide 24 - Drag question



Autonome kunst


Toegepaste kunst
AUTONOME KUNST
TOEGEPASTE KUNST

Slide 25 - Drag question

Wat is 'ergonomie'?
A
Verkeerd tillen
B
De omgeving aanpassen aan de mens
C
In het donker werken
D
De hele dag dezelfde houding hebben

Slide 26 - Quiz

Welke techniek zie je?
Sleep de woorden naar de juiste afbeelding.
assembleren
modelleren
beeldhouwen

Slide 27 - Drag question


Wat is massaproductie?
A
Productie van grote hoeveelheden met de hand.
B
Productie van grote hoeveelheden in een fabriek.
C
Productie van fabrieken met de hand.
D
Productie van kleine hoeveelheden in een fabriek.

Slide 28 - Quiz

Ergo-nomisch
massa
productie
con
structie
Frame
ambach-telijk

Slide 29 - Drag question

Accessoires zijn:
A
Onderdelen van meubels: zoals stoelpoten, armleuningen
B
Ingrediënten in de keuken zoals: groenten, vlees
C
Muziekinstrumenten zoals gitaar, drumstel enzovoort
D
Toebehoren bij kledingmode zoals; tas, schoenen, sieraden enzovoort

Slide 30 - Quiz

Confectie
A
In kleine aantallen gemaakte kleding
B
uitgaanskleding
C
Maatwerk kleding
D
In grote aantallen gemaakte kleding

Slide 31 - Quiz

High-tech is:
A
Vormgeving van gebruiksvoorwerpen waarbij de nadruk wordt gelegd op de technische kenmerken zoals de constructie
B
Vormgeving van gebruiksvoorwerpen waarbij de nadruk wordt gelegd op de ambachtelijke technieken zoals bij potten bakken
C
Vormgeving van gebruiksvoorwerpen waarbij de nadruk wordt gelegd op de functionaliteit voor de gebruiker
D
Vormgeving van gebruiksvoorwerpen waarbij de nadruk wordt gelegd op kleur en vorm en deze aansluit bij de doelgroep

Slide 32 - Quiz

Wat is ' De Stijl' ?
A
Een groep Nederlandse kunstenaars
B
Een groep muzikanten
C
Een groep Chinese Kunstenaars
D
Een groep kappers met stijl haar

Slide 33 - Quiz

Kenmerken van "De Stijl" zijn:
A
Organische vormen en secundaire kleuren
B
Geometrische vormen en primaire kleuren
C
Grafische vormen en neon kleuren
D
Abstracte vormen en pastel kleuren

Slide 34 - Quiz

Recycling
De Stijl
Toegepaste kunst
Dutch design

Slide 35 - Drag question

Wat is HET PROTOTYPE?
A
een robot
B
een proefmodel
C
iets dat al klaar is
D
een begin

Slide 36 - Quiz

Organische vormen
A
Golvende, natuurlijke vormen die doen denken aan dingen uit de natuur.
B
Vormen in de kunst die lijken op organen
C
Natuurlijke vormen die lijken op allerlei organismen.
D
Gevouwen figuren, ook wel: origami

Slide 37 - Quiz

Links is een bouwsel. Rechts is een aanzicht van dit bouwsel. Welk aanzicht is dit?
A
Vooraanzicht
B
Rechterzijaanzicht
C
Bovenaanzicht
D
Linkerzijaanzicht

Slide 38 - Quiz

Sleep het juiste aanzicht naar de juiste afbeelding.
vooraanzicht
bovenaanzicht
zij-aanzicht

Slide 39 - Drag question

Assemblage is:
A
De primaire sector
B
Het in elkaar zetten van een product
C
Slechte werkomstandigheden in de informele sector
D
Ander woord voor urbanisatie

Slide 40 - Quiz

Kitsch
Hugo Kaagman
De Stijl
Assemblage

Slide 41 - Drag question

Dit bord heeft een motief op de rand
A
Een versiering wat zich herhaalt
B
All-over compositie
C
Een willekeurige versiering
D
Overlapping/afsnijding

Slide 42 - Quiz