Gesprekken voeren

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 3

Front Office gesprekstechnieken praktijk

Les 1/ HDT 

Programma P3

Oefenen gesprektechnieken in de praktijksituatie

Waarom?  Voorbereiding voor stage 

LESDOEL + PROGRAMMA

Aan het einde van de les

 ken je een aantal basis-gesprekstechnieken en

kun je deze toepassen en herkennen in een gesprek.

Introductie van het onderwerp

Uitleg van theorie bij het onderwerp
Oefenen met de theorie
Wat heb je aan de theorie?

Terugblik op de les

GESPREKKEN VOEREN

Thema: gesprekstechnieken

GESPREKSTECHNIEKEN

WAAR DENK JE DAN AAN?

Een gesprek optimaal laten verlopen,
wat komt daarbij kijken?

Communiceren gebeurt mondeling (pratend).

1. Waar
2. Niet waar
3. Anders, want...

COMMUNICATIE-INGREDIËNTEN

- "Luisteren"

- Niveau / Level 

- Houding

Goed gesprek = luisteren

luisteren - actief

Samenvatten - parafraseren  [controle info + leiding nemen]

Doorvragen [herhalen, verduidelijken, doorvragen, stilte]

Hoe kun je laten merken
dat je actief luistert?

ACTIEF LUISTEREN
= BETROKKEN ZIJN

- afsluiten voor andere dingen, de rust om te luisteren

- lichaamstaal (zithouding, oogcontact, rust) 

- knikje, 'mimiek'

- luistergeluiden [hmhm]

- de ander laten uitpraten

- samenvatten / doorvragen

Wat heeft een niveau/level
met een goed gesprek te maken?

NIVEAU

Betrekking op relatie   –
en eigen belang    | 

Situatie: je klasgenoot zou jullie gezamelijke huiswerkopdracht inleveren. De docent heeft niets ontvangen en wil een verklaring.
Geef een reactie..

Je huiswerk is niet af. Je docent wil graag weten waarom niet. Geef een antwoord op het niveau van de linkerkant van de Roos van Leary.

Situatie: je klasgenoot zou jullie gezamelijke huiswerkopdracht inleveren. De docent heeft niets ontvangen en wil een verklaring.
Geef een reactie..

Je huiswerk is niet af. Je docent wil graag weten waarom niet. Geef een antwoord op het niveau van de rechterkant van de Roos van Leary.

SOORTEN VRAGEN

- open vragen 

- reflecterende vragen

- indirecte vragen

- gesloten vragen 

- suggestieve vragen

- directe vragen 

SOORTEN VRAGEN

- open vragen                              (Wat heb je gisteren gedaan?)

- reflecterende vragen             (Wat verwacht je ervan?)

- indirecte vragen                       (Ik zou willen weten of je mee gaat)

- gesloten vragen                       (Heb je een computer bij je?)

- suggestieve vragen                (Dat vind jij toch ook niet leuk?)

- directe vragen                           (Ben je blij met je studiekeuze?)

Wanneer wilt u die banen huren? Vandaag nog of later deze week?

‘Rookt u? Nee, o dan wilt u vast een rookvrije bungalow.’

‘Wilt u de B41 of de B42?’

Wat kun je met deze theorie
na deze les?

Wat heb je geleerd?
Wat wil je nog leren of is onduidelijk?

TERUGBLIK

Communicatie 
zender -[boodschap]- ontvanger

Ingrediënten voor goede communicatie

- LSD: luisteren, samenvatten, doorvragen

- Houding (lichaamstaal)
- Niveau 

Volgende week: