This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Proefwerk 3
Slide 1 - Slide
Leerstof proefwerk 3
Kritisch lezen
Tekst en publiek
Slide 2 - Slide
TIP oefen extra met Nieuwbegrip om 'begrijpend leesmeters' te maken.
Slide 3 - Slide
Vul in:
Informatie in teksten is niet altijd . Daarom moet je een tekst .
Dit betekent: letten op de deskundigheid van de schrijver, het doel van de tekst en de bron (waar je de informatie vond: krant, website of boek).
zorgvuldig lezen
betrouwbaar
kritisch lezen
volledig
scannen
Slide 4 - Drag question
Vul in:
Let op de van de schrijver. Een schrijver is als hij zich uitgebreid in het onderwerp heeft verdiept of veel ervaring heeft met het onderwerp. Hoe de schrijver, hoe de tekst.
betrouwbaar
deskundigheid
deskundig
meer deskundig
betrouwbaarder
Slide 5 - Drag question
Vul in:
Let op het van de tekst. Wat wil de schrijver van de tekst bereiken. Wil hij alleen feitelijke, dus onpartijdige, geven of wil hij de lezer overtuigen of activeren? Een tekst is vaak betrouwbaar, maar dan moet die tekst wel volledig zijn en geen belangrijke feiten weglaten.
eerlijke
informatie
doel
objectieve
goede
goede
Slide 6 - Drag question
Vul in:
Let op de . Kijk naar de waarop de tekst is gepubliceerd en uit welke bron de tekst komt. Als de tekst lang geleden verschenen is, kan het zijn dat de in de tekst niet meer klopt.
datum
informatie
schrijver
alinea
bron
onderwerp
Slide 7 - Drag question
Vul in:
Als je een tekst kritisch leest, denk je goed na over je leest en bedenk je wat je over het onderwerp is.
argument
feit
waarom
wat
hoe
mening
Slide 8 - Drag question
Vul in:
Om zijn te bereiken, houdt een schrijver rekening met zijn , lezers.
Voor welk publiek een tekst bedoeld is, kun je zien aan:
Het onderwerp, taalgebruik, de bron en lay-out.
Het onderwerp, taalgebruik, de bron en plaatjes.
Het onderwerp, taalgebruik, de bron en de titel.
V
Slide 10 - Drag question
Wat heeft te maken met taalgebruik?
Teksten in jongerentijdschriften hebben korte zinnen, weinig moeilijke woorden en meer moderne woorden. Teksten in tijdschriften voor volwassenen hebben vaak lange zinnen en veel moeilijke woorden. In teksten voor jongeren wordt de lezer met ‘je’ aangesproken. In teksten voor volwassenen kan de lezer ook met ‘u’ worden aangesproken.
Een tekst in het tijdschrift AutoWeek is bedoeld voor autofans, Voetbal International voor fans van voetbal en Cosmopolitan voor mode- en make-upfans.
V
Slide 11 - Drag question
Wat heeft te maken met het onderwerp?
Een tekst over popmuziek is meestal voor jongeren bedoeld. Een tekst over wat je kunt doen na je pensioen is vooral bedoeld voor ouderen.
In jongerentijdschriften zie je veel illustraties, grote koppen, veel kleuren en lettertypen. Teksten voor volwassenen zien er vaak neutraler uit dan teksten voor jongeren.
V
Slide 12 - Drag question
Wat heeft te maken met de lay-out?
Een tekst in het tijdschrift AutoWeek is bedoeld voor autofans, Voetbal International voor fans van voetbal en Cosmopolitan voor mode- en make-upfans.
In jongerentijdschriften zie je veel illustraties, grote koppen, veel kleuren en lettertypen. Teksten voor volwassenen zien er vaak neutraler uit dan teksten voor jongeren.
V
Slide 13 - Drag question
Wat heeft te maken met de bron?
Een tekst over hiphop is bijvoorbeeld bedoeld voor jongeren. Een tekst over het schilderen van je huis is bedoeld voor volwassenen.
Een tekst in het tijdschrift AutoWeek is bedoeld voor autofans, Voetbal International voor fans van voetbal en Cosmopolitan voor mode- en make-upfans.
V
Slide 14 - Drag question
Welke manier van lezen is dit?
Bekijk de tekst:
- Lees de titel.
- Kijk naar de foto's en plaatjes bij de tekst.
- Lees de tussenkopjes (titels van alinea's).
- Kijk of er woorden zijn die anders gedrukt zijn.
Lees het eerste stukje (de eerste alinea) van de tekst. Soms is dat vetgedrukt.
Geef in een paar woorden antwoord op de vraag: waarover gaat deze tekst? Het antwoord dat je geeft, is het onderwerp van de tekst.
globaal lezen
oriënterend lezen
precies lezen
Slide 15 - Drag question
Welke manier van lezen is dit?
Bedenk welke alinea
de inleiding is.
Bepaal welke alinea het slot is (vaak de laatste alinea).
De rest van de alinea’s vormt dan het middenstuk.
Vind de deelonderwerpen van het middenstuk. Hiervoor lees je van elke alinea van het middenstuk de eerste en de laatste zin. Zet strepen om duidelijk te maken welke alinea’s bij elkaar horen en dus over hetzelfde deelonderwerp gaan.
globaal lezen
oriënterend lezen
precies lezen
Slide 16 - Drag question
Welke manier van lezen is dit?
Onderstreep woorden die je
niet kent en probeer de betekenis
van de woorden met een woordraadstrategie (of met een woordenboek) te vinden.
Schrijf per alinea in een paar woorden op waar deze alinea over gaat.