tekst 13 Hektor & Achilles

tekst 13 Hektor & Achilles

je beantwoordt aan de hand van de tekst en je vertaling de volgende vragen
- houdt je vertaling en boek dus bij de hand ;)
1 / 23
next
Slide 1: Slide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

tekst 13 Hektor & Achilles

je beantwoordt aan de hand van de tekst en je vertaling de volgende vragen
- houdt je vertaling en boek dus bij de hand ;)

Slide 1 - Slide

Waarom welke naamval?

Opdracht:
verbind de functie(s)
met de juiste naamval.
Nominativus
Genitivus
Dativus
Accusativus
Onderwerp
van de zin
Lijdend voorwerp
van de zin
Meewerkend
voorwerp
Bijvoeglijke
bepaling
Bijwoordelijke
bepaling
Moet door werkwoord
Moet van andere
voorzetsels
Naamwoordelijk deel
van het gezegde

Slide 2 - Drag question

1 Ὁ Ἀχιλλεύς, ὅμοιος τῷ τοῦ πολέμου θεῷ,
τῷ Ἕκτορι ἐπέλαζεν.
- welke naamval is τῷ θεῷ
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 3 - Quiz

1 Ὁ Ἀχιλλεύς, ὅμοιος τῷ τοῦ πολέμου θεῷ,
τῷ Ἕκτορι ἐπέλαζεν.
- wat is de naamvalsfunctie van τῷ θεῷ
A
meew vw
B
aanvulling
C
bijv bepaling
D
bijw bepaling

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Slide

Dus als wie zag Achilles eruit?
A
B
C
D

Slide 6 - Quiz

Ὁ δὲ Ἕκτωρ ἐνόμιζε μὲν ὅτι μένειν ὤφειλεν, ἀλλ’ ἐπεὶ τὸν Ἀχιλλέα εἶδεν, ...
- wat is een aoristus in deze zin?
A
ἐνόμιζε
B
μένειν
C
εἶδεν
D
ἐπεὶ

Slide 7 - Quiz

Ὁ δὲ Ἕκτωρ ἐνόμιζε μὲν ὅτι μένειν ὤφειλεν, ἀλλ’ ἐπεὶ τὸν Ἀχιλλέα εἶδεν, ...
- waarom staat εἶδεν in de aoristus?

A
het is een eenmalige handeling
B
het is een afgerond proces
C
het is achtergrond info
D
het is een voortdurende situatie

Slide 8 - Quiz

5 - ὅτι ἔλιπεν αὐτὸν τὸ θάρσος.
τὸ θάρσος = onzijdig
welke naamval is het hier?
A
nom ev
B
nom mv
C
acc ev
D
acc mv

Slide 9 - Quiz

ὅτι ἔλιπεν αὐτὸν τὸ θάρσος. - hoe weet je dat τὸ θάρσος hier de nominativus is?

Slide 10 - Open question

Slide 11 - Slide

Τρὶς μὲν ἔτρεχε περὶ τὸ τεῖχος,
ὁ δ’ Ἀχιλλεὺς ἐδίωκε αὐτὸν καὶ ἤλαυνεν.
in ἤλαυνεν zit een augment - van welk werkwoord kan ἤλαυνεν dus komen?
A
ἐλαυν-
B
λαυν-
C
ἠλαυν-
D
ἀλαυν-

Slide 12 - Quiz

Τρὶς μὲν ἔτρεχε περὶ τὸ τεῖχος,
ὁ δ’ Ἀχιλλεὺς ἐδίωκε αὐτὸν καὶ ἤλαυνεν.

welke werkwoordtijden zie je hier om welke reden?
A
imperfectum - achtergrond info
B
imperfectum - om er aandacht op te richten
C
imperfectum - voortdurende situatie
D
aoristus - verleden tijd

Slide 13 - Quiz

Οἱ δὲ Τρῶες ἀπὸ τῶν τειχῶν κατέβλεπον καὶ νίκην τοῦ Ἕκτορος ἤλπιζον.
- benoem de vorm κατέβλεπον
A
acc ev M
B
1ste ev Ind aor
C
1ste ev Ind impf
D
3de mv Ind impf

Slide 14 - Quiz

Οἱ δὲ Τρῶες ἀπὸ τῶν τειχῶν κατέβλεπον καὶ νίκην τοῦ Ἕκτορος ἤλπιζον.
- wat is de naamvalsfunctie van τῶν τειχῶν?
A
bijv.bep.
B
bijw.bep.
C
aanvulling bij werkwoord
D
lijd.vw.

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Slide

Τέλος δ’ ἡ τοῦ Ἕκτορος ἀρετὴ τὸν φόβον 10 αὐτοῦ ἐξέβαλεν.
benoem de vorm ἐξέβαλεν. (persoon, getal, modus (= ind, inf, imper), tijd)

Slide 17 - Open question

Τέλος δ’ ἡ τοῦ Ἕκτορος ἀρετὴ τὸν φόβον
10 αὐτοῦ ἐξέβαλεν.
- τὸν φόβον voor wie?
A
de angst
B
Hektor
C
Achilles
D
de deugd

Slide 18 - Quiz

Τέλος δ’ ἡ τοῦ Ἕκτορος ἀρετὴ τὸν φόβον
10 αὐτοῦ ἐξέβαλεν.
- wie wordt er bedoeld met αὐτοῦ?
A
de angst
B
Hektor
C
Achilles
D
de deugd

Slide 19 - Quiz

waaruit bleek dat Hektor bang was?

Slide 20 - Open question

Slide 21 - Slide

maak een foto van je vertaling (ook als je deze nog niet helemaal af hebt)

Slide 22 - Open question

Maak bij de volgende 10 regels (11 t/m 20) -
10 verschillende vragen - over werkwoorden, naamvallen, inhoud; gebruik als voorbeeld de vragen in deze LessonUp
- schrijf ze op & maak een foto

Slide 23 - Open question