Zinsdelen Hf 3 lijdend voorwerp

Zinsdelen
Nieuw: lijdend voorwerp
  • Herhaling hf 1 en 2 grammatica zinsdelen
  • Uitleg lijdend voorwerp hf 3
  • Oefenquiz
  • Leeropbrengst
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Zinsdelen
Nieuw: lijdend voorwerp
  • Herhaling hf 1 en 2 grammatica zinsdelen
  • Uitleg lijdend voorwerp hf 3
  • Oefenquiz
  • Leeropbrengst

Slide 1 - Slide

Verdeel een zin eerst in zinsdelen.









Dinsdagavond werd een persconferentie
georganiseerd door het kabinet.

Zet zinsdeelstreepjes tussen de zinsdelen.

Slide 2 - Open question

Sleep de blauwe zinsdelen naar de juiste plek. 
Let op: soms staan er twee zinsdelen in één vak.
wwg
ond
overige zinsdelen
Hij
had
de moed
al
opgegeven.

Slide 3 - Drag question

Sleep de blauwe zinsdelen naar de juiste plek. 
Let op: soms staan er twee zinsdelen in één vak.
wwg
ond
overige zinsdelen
Voor zijn verjaardag
  vraagt
mijn broer
een vishengel.

Slide 4 - Drag question

Sleep de blauwe zinsdelen naar de juiste plek. 
Let op: soms staan er twee zinsdelen in één vak.
wwg
ond
overig
bij de viskraam
   Heeft
mijn broer
een vishengel
gekocht?

Slide 5 - Drag question

Maak de zin af met één zinsdeel.

Het meisje krijgt...

Slide 6 - Open question

Maak de zin af met één zinsdeel.

De fotograaf maakte...

Slide 7 - Open question

Maak de zin af met één zinsdeel.

Schreef de journalist ...?

Slide 8 - Open question

Maak de zin af met één zinsdeel.

Loopt de atleet...?

Slide 9 - Open question

lijdend voorwerp = lv
Op de stippellijntjes heb je een lijdend voorwerp ingevuld.

Het meisje geeft een cadeau.   Een cadeau wordt gegeven.
De kwajongen scheldt zijn tante uit. Zijn tante wordt uitgescholden.

Iets/iemand ofwel het lv overkomt of ondergaat iets.

Zo vind je het lijdend voorwerp
1.  Schrijf het onderwerp en werkwoordelijk gezegde op.
2. Stel de vraag:  Wat / wie + gezegde + onderwerp?
  • niet elke zin heeft een lijdend voorwerp!
  • een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel!

Slide 10 - Slide


Niet alle ww hebben 
een lv nodig 
voor een goede zin.

Bekijk de zinnen hiernaast.


De baby slaapt.

Het jongetje lacht.

Slide 11 - Slide

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

Bruno laat zijn hond uit.
A
Bruno
B
laat
C
zijn hond
D
uit

Slide 12 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

Liet Mats de bus voor zijn neus wegrijden?
A
Mats
B
de bus
C
voor zijn neus
D
wegrijden

Slide 13 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

Straks gaat de buurman zijn zoon naar school brengen.
A
Straks
B
de buurman
C
zijn zoon
D
naar school

Slide 14 - Quiz

Wat kan en weet je nu?
  • Je kunt een zin verdelen in zinsdelen.
  • Je kan de pv, het wwg, ow en lv in de zin benoemen.
  • Je weet hoe of met welke vraag je die zinsdelen kunt vinden.

Slide 15 - Slide