Criminaliteit 9.3 & 9.4

Criminaliteit paragraaf 3
Boek open op bladzijde 30.
1 / 12
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Criminaliteit paragraaf 3
Boek open op bladzijde 30.

Slide 1 - Slide

Terugblik 
- Wat was criminaliteit?
- Wat is het verschil tussen een misdrijf en een overtreding?
- Welke twee gevolgen heeft criminaliteit?

Slide 2 - Slide

Lesdoelen paragraaf 3 
- Aan het einde van de les ben je bekend met de theorieën over criminaliteit. 
- Aan het einde van de les ben je bekend met factoren die kunnen leiden tot criminaliteit.
- Aan het einde van de les heb je geoefend met examen opvragen.

Slide 3 - Slide

Risicofactoren criminaliteit
Niet 1 reden voor criminaliteit, wel risicofactoren. 

Risicofactoren voor criminaliteit zijn omstandigheden die de kans op crimineel gedrag vergroten.
Risicofactoren:
- Slechte opvoeding;
- Groepsdruk;
- Alcohol of drugs;
- Spijbelen en schooluitval;
- Biologische factoren. 
Let op: crimineel gedrag is lastig te voorspellen.

Slide 4 - Slide

Algemene omstandigheden
Niet alleen persoonlijke kenmerken, maar ook algemene omstandigheden:

Slechte leefomstandigheden
In wijken waar weinig geld is en mensen moeilijker aan een baan komen, is meer criminaliteit.
Minder strenge normen dan vroeger
Sommige mensen vinden het bijvoorbeeld normaal dat je een fiets terug steelt.
Minder sociale controle
Als mensen elkaar meer kennen, is er minder criminaliteit. Meer criminaliteit in steden dan dorpen.

Slide 5 - Slide

Aangeleerde gedragstheorie
''Crimineel gedrag overnemen van mensen in je omgeving.''

''De meest ''normale jongeren'' kunnen crimineel worden als ze omgaan met foute vrienden of foute familieleden.''

Socioloog Sutherland

Slide 6 - Slide

Anomietheorie
''Mensen in de westerse samenleving willen allemaal succesvol zijn of op elkaar lijken.''


Socioloog Merton
Acceptatie: je probeert op een legale manier aan materiaal te komen door bijvoorbeeld te werken. (Geld, horloges, auto's, dure dingen.
Afwijzing: Je gaat illegaal aan de materialen komen, door bijvoorbeeld te stelen. Je kan bijvoorbeeld niet aan een duur horloge komen, dus steel je het.

Slide 7 - Slide

Bindingstheorie
             ''Bindingen zorgen ervoor dat je geen criminele dingen doet.''
 
                               Hoe minder tijd je over hebt, des te kleiner is de tijd voor criminaliteit.

Geen criminele dingen doen omdat je bijvoorbeeld bang bent om je ouders teleur te stellen of vrienden kwijt te raken.

Theorie zegt dat mensen zonder relatie, werk of opleiding meer kans hebben om crimineel gedrag te gaan vertonen > meer tijd over, minder trots.
Soorten bindingen:
- Gevoels bindingen;
- Kennis bindingen;
- Economische bindingen;
- Politieke bindingen.

Slide 8 - Slide

Rationele-keuze-theorie
''De gelegenheid maakt de dief.''

''Hoe groot is de kans dat ik gepakt wordt voor een brood stelen?''

Slide 9 - Slide

Etikettentheorie
Je krijgt vanuit de samenleving een etiket opgeplakt. 

'Ze deugen niet.' > Altijd weer die...(Groep in de maatschappij). 

Slide 10 - Slide

Neutraliseringstheorie 
Probeert te verklaren waarom jongeren in een groep opeens tot ander gedrag komen. 

''Het is maar een bushokje, wat maakt het uit?''. 

Weet dat het niet mag, toch doen. 

Slide 11 - Slide

Examenopgaven
Wat: Aan de slag met de uitgedeelde examenopgaven.
Hoe? Zelfstandig en stil. Even in de examenmodus!
Tijd: De rest van de les.
Klaar? Maak opdracht 10 & 13. Deze opdrachten kan je verwachten in de toets! 

timer
1:00

Slide 12 - Slide