ZV semester 1 week 5 Micro-organismen

Kennis van micro-organismen
1 / 25
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Kennis van micro-organismen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Toets 25 sept
Oefentoets staat open vanaf vandaag tot 25 sept.
Kan 3x gemaakt worden

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Inhoud
- groepen micro-organismen
- porte d'entrée
- verschil besmetting en infectie
- verschillende virussen: corona, hepatitis, noro
- verschillende bacteriën: MRSA, salmonella
- termen: groepsimmuniteit, incubatietijd, vaccin
- beschermende isolatie en bronisolatie
- kledingvoorschriften in de zorg



Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Micro-organismen
Verzamelnaam voor de kleinste organismen, zoals bacteriën, virussen, schimmels, sporen, enzovoort. 

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Groepen micro-organismen

  • virussen;
  • bacteriën;
  • schimmels;
  • parasieten;
  • prionen.




Slide 5 - Slide

virussen (bijvoorbeeld Covid-19 veroorzakend);
bacteriën (bijvoorbeeld voedselvergiftiging veroorzakend);
schimmels (bijvoorbeeld voetschimmel veroorzakend);
parasieten (bijvoorbeeld malaria veroorzakend);
prionen (bijvoorbeeld de ziekte van Creutzfeldt-Jacob veroorzakend).
Hoe kunnen micro-organismen het
lichaam binnendringen?
porte d'entrée

Slide 6 - Mind map

This item has no instructions

Pathogene micro-organismen dringen het lichaam binnen via ...
  • de luchtwegen: door inademing;
  • de huid en slijmvliezen: bij een beschadigde huid;
  • het maag-darmkanaal: met besmet eten en drinken;
  • het bloed: bij bloed-bloedcontact kan iemand besmet raken;


Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Virussen
  • 'een levend iets', omdat het onduidelijk is of ze tot het plantenrijk of het dierenrijk behoren. 
  • Virussen kunnen zich alleen vermeerderen in levende cellen.
  • Ze leven altijd in een ander organisme en ten koste van dat organisme. 
  • Virussen kunnen zich snel aanpassen aan een veranderde situatie.   

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Bacteriën
  • Kokken. Dit zijn bolvormige bacteriën. 
  • Stafylokokken zijn vooral bekend als veroorzaker van etterende ontstekingen. Andere kokken zijn streptokokken en pneumokokken.
  • Bacillen. Hebben de vorm van cilinders. (tuberkelbacil en de tetanusbacil)
  • Spirocheten (spirila). Deze zijn spiraalvormig. (syfilis)

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Schimmels
B.v. voetschimmel (zwemmerseczeem)
Kalknagel
Schimmel in de liezen

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Parasieten
Verzamelnaam van organismen die zich voortplanten en groeien ten koste van een gastheer. 


  • Protozoa: beweeglijke eencellige parasieten.  
  • Parasitaire wormen: zoals platwormen, haakwormen en rondwormen. 
  • Geleedpotige parasieten: teken, mijten en vliegen.  Borrelia burgdorferi -> de ziekte van Lyme. 


Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Prionen
Ziekmakende deeltjes die ontstaan uit normale eiwitten.  
  • verandert een normaal eiwit in de hersencellen in een abnormaal eiwit.  Opstapeling van deze prionen kan tot de dood leiden. B.v. de ziekte van Creutzfeldt-Jacob. 

Slide 12 - Slide

Creutzfeldt-Jacob:Gekke koeienziekte
Ernstige vorm dementie, vaak binnen 6 weken tot 1 jaar dodelijk.  
(besmet rundvlees)
Nuttige micro-organismen 

De colibacil in de darmen is een nuttige bacterie. Hij speelt een rol bij de productie van vitamines B en K.
Ziekmakende micro-organismen

Besmetting: zodra micro-organisme lichaam is binnengedrongen
Infectie: micro-organismen ontwikkelen en vermenigvuldigen zich -> ziekteverschijnselen

Slide 13 - Slide

De infectiecyclus geeft aan onder welke voorwaarden een infectieziekte kan optreden. Als een van de volgende voorwaarden ontbreekt, blijft een infectie achterwege:
Er moeten micro-organismen aanwezig zijn.
Er moet een geschikte leefomgeving voor micro-organismen aanwezig zijn. Dat wil zeggen: een omgeving waarin micro-organismen kunnen leven en waarin ze zich eventueel kunnen vermenigvuldigen. Vaak is dat een vochtige, warme omgeving. Het kan ook een zuurstofrijke of juist een zuurstofarme omgeving zijn.
Micro-organismen moeten de leefruimte kunnen verlaten. Als deze leefomgeving een mens is, kan dat bijvoorbeeld via ontlasting, braaksel, uitgeademde lucht en bloed.
Micro-organismen moeten na het verlaten van de leefomgeving verder getransporteerd worden. Dit kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld via lucht, water, voedsel, insecten, gebruiksvoorwerpen of via de mens.
Nadat de micro-organismen getransporteerd zijn, moet hun nieuwe leefomgeving een toegangspoort hebben: een mogelijkheid om binnen te dringen. Een toegangspoort tot het menselijk lichaam kan bijvoorbeeld een wond zijn.
Welke (bacteriële) infectie komt het meest voor in de verpleeghuizen?

Slide 14 - Open question

luchtweg of urineweginfectie
Luchtweg en/of urineweginfectie komen het meeste voor

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

COVID-19, coronavirus
De ziekte kan luchtwegklachten en koorts veroorzaken en in ernstige gevallen ademhalingsproblemen. 

Het virus wordt verspreid door hoesten en niezen.   

Pas bij of na het doormaken van de infectie of na het toedienen van een vaccin worden antistoffen aangemaakt.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Hoe kan je groepsimmuniteit verkrijgen?

Slide 17 - Open question

Door de ziekte zelf te krijgen of door gevaccineerd worden
Wat betekent incubatietijd?
A
besmet raken met virus
B
tijd tussen besmet raken en krijgen van klachten
C
de periode dat iemand klachten heeft

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Wat zit er in een vaccin? Hoe werkt een vaccin?

Slide 19 - Open question

In vaccins zitten delen van bacterien of virussen om de afweer tegen deze bacterien of virussen op te bouwen

Wanneer iemand het vaccin toegediend krijgt, herkent het lichaam dit als lichaamsvreemd. Er worden dan antistoffen aangemaakt en het lichaam herkent deze bacterie of virus.

Wat zit er in een vaccin?
Dode of verzwakte bacteriën of virussen of deeltjes van bacteriën of virussen

Lichaam bouwt weerstand op

Slide 20 - Slide

Delen van bacteriën of virussen/Gif van een bacterie/Levende, verzwakte virussen
Hepatitis
Leverontsteking veroorzaakt door virus.
Besmet via bloed of sperma.  
Verschijnselen 3- 6 maanden na besmetting.
Klachten: moeheid, slechte eetlust, donkere urine en gele verkleuring van de huid en het oogwit.
Hepatitis B vaccinatie voor zorgmedewerkers.

Slide 21 - Slide

Na de besmetting maakt het lichaam antistoffen die het binnengedrongen virus gaan bestrijden. Het herstel kan maanden duren en er zijn geen genezende medicijnen. Een op de honderd gevallen heeft een dodelijke afloop. Als je ziek bent geweest van hepatitis, kun je na genezing chronisch drager blijven van het virus.
MRSA
Staphylococcus aureus (SA) is een bacterie die veel voorkomt. 
Via de handen op etenswaren -> voedselvergiftiging.
Gevolgen zijn misselijkheid, overgeven en diarree. 
Bij een verminderde afweer kunnen stafylokokken aanleiding geven tot infecties, zoals steenpuisten, wondinfecties en nagelomloop. 

Meticilline-resistente Staphylococcus aureus: een bacterie die bestand is tegen antibiotica en infecties veroorzaakt.
Verspreiding gebeurt via luchtkanalen, stof, huidschilfers en contact met besmette personen en voorwerpen.
Vooral gevaarlijk bij verminderde weerstand (organen beschadigen)

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Norovirus
Het norovirus is een zeer besmettelijk virus dat 'buikgriep' veroorzaakt 

Het virus zit in ontlasting en braaksel van iemand die het virus bij zich heeft. De ontlasting kan wel 3 weken besmettelijk blijven.


Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Salmonella
Voornamelijk risico met vlees, kip, eieren en rauwe melk
Klachten: diarree, braken en koorts

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

E-Xpert MBO: 01. Pvwh- Besmetting en infectie

Slide 25 - Slide

This item has no instructions