This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Hoofdstuk 6 verzekeren
Slide 1 - Slide
Zou jij je hier laten verzekeren?
Wat gebeurt met de premie?
Hoe bereken je de premie?
Slide 2 - Slide
Zou jij je hier laten verzekeren?
Wat gebeurt met de premie?
Slide 3 - Slide
Wat gebeurt er met de premie als er steeds meer schade is?
A
Gaat omhoog
B
Gaat omlaag
Slide 4 - Quiz
Wat gebeurt er met het aantal mensen die een verzekering nemen?
A
Gaat omhoog
B
Gaat omlaag
Slide 5 - Quiz
Slide 6 - Slide
Wat kan een oplossing zijn voor averechtse selectie?
Slide 7 - Open question
Slide 8 - Slide
Rob veroorzaakt met zijn auto een lichte aanrijding. De schadebedragen zijn: - auto tegenpartij € 3.860 - dokterskosten tegenpartij € 450 - eigen auto € 1.900 - eigen dokterskosten € 75 Bereken de uitkering als Rob een WA- verzekering heeft.
A
€ 4.310
B
€ 3.860
C
€ 6.210
D
€ 6.285
Slide 9 - Quiz
Rob veroorzaakt met zijn auto een lichte aanrijding. De schadebedragen zijn: - auto tegenpartij € 3.860 - dokterskosten tegenpartij € 450 - eigen auto € 1.900 - eigen dokterskosten € 75 Bereken de uitkering als Rob een allrisk verzekering heeft.
A
€ 4.310
B
€ 3.860
C
€ 6.210
D
€ 6.285
Slide 10 - Quiz
Miep de Vries heeft haar woning tegen brandschade verzekerd. De herbouwwaarde van de woning wordt geschat op € 200.000. De opstalpremie bedraagt 0,2%. Voor inboedel met een geschatte waarde van € 60.000 moet 0,5% premie worden betaald. Bereken het bedrag dat Miep per jaar aan premie moet betalen.
Slide 11 - Open question
Op de verzekeringspremie berekent de verzekeringmaatschappij een opslag. Waartoe dient deze opslag?
A
Om mensen een lagere premie te laten betalen.
B
Om mensen een hogere premie te laten betalen.
C
Om de kosten te dekken en winst te maken
Slide 12 - Quiz
Slide 13 - Slide
Renske zit inmiddels in trede 10. Dit jaar is de basispremie € 1.500. Bereken hoeveel haar premie is.