d02 werkwoordsvormen oefenen

Werkwoordsvormen stampen
1 / 11
next
Slide 1: Slide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 10 min

Items in this lesson

Werkwoordsvormen stampen

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Hoe zie je het verschil tussen een mk- en een e-stam?

Slide 3 - Open question

Wat betekent audire?
A
zij horen
B
(te) horen
C
ik hoor
D
hoor!

Slide 4 - Quiz

Wat betekent voca?
A
(te) roepen
B
zij roepen
C
hij roept
D
roep!

Slide 5 - Quiz

Wat betekent voca

Slide 6 - Open question

wat betekent delent?
A
(te) verwoesten
B
zij verwoesten
C
hij verwoest
D
verwoest!

Slide 7 - Quiz

Wat betekent mittite?
A
(te) sturen
B
zij sturen
C
hij stuurt
D
stuur!

Slide 8 - Quiz

Wat is de meervoudsvorm van audire?
A
audit
B
audint
C
audiunt
D
audire

Slide 9 - Quiz

Wat is de imperativus van delere?
A
delet
B
delete
C
delere
D
dele

Slide 10 - Quiz

Wat is de infinitivus van 'sturen'?
A
mittit
B
mittire
C
mittere
D
mittunt

Slide 11 - Quiz