H4 - unit 2 - Lesson 4 - Used to and past perfect

Ik begrijp en beheers het gebruik van “used to”. □
Ik begrijp en beheers de Past Perfect. □

Ik begrijp en beheers het gebruik van “used to”. □
Ik begrijp en beheers de Past Perfect. □

1 / 22
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Ik begrijp en beheers het gebruik van “used to”. □
Ik begrijp en beheers de Past Perfect. □

Ik begrijp en beheers het gebruik van “used to”. □
Ik begrijp en beheers de Past Perfect. □

Slide 1 - Slide

 Used to
Geeft verleden aan maar is nu niet meer waar......

I used to live / didn't use to
He/she/it used to live
we used to live
you used to live
they used to live

Slide 2 - Slide

Used to
Hoe maak je deze vorm?
+ Used to + hele werkwoord
- Didn't Use to + hele werkwoord

I used to be small.
She used to have braces.
We used to play football.



Voor dingen die vroeger zo waren, maar nu niet meer.

Slide 3 - Slide

Used to
- I used to have long hair.
- He used to smoke.
 - They used to live in India.

I didn't use  to have long hair. 

 

Slide 4 - Slide

Get used to / Be used to
Let op: 'Get used to' en 'Be used to' betekenen niet hetzelfde als 'used to' zoals net besproken. 

Be used to = Gewend zijn
I am used to my new house already


Slide 5 - Slide

'Used to' is used to talk about....
A
the past
B
the present
C
the future

Slide 6 - Quiz

Klik de juiste antwoorden aan. Je gebruikt "used to" en "didn't used to" ...
A
om te zeggen dat iets vroeger altijd gebeurde
B
om te zeggen dat iets vroeger gebruikt werd
C
om te zeggen dat iets vroeger niet gebruikt werd
D
om te zeggen dat iets vroeger nooit gebeurde.

Slide 7 - Quiz

Hoe gebruik je used to?
A
Used to + hele werkwoord.
B
Het hele werkwoord
C
used to + niks

Slide 8 - Quiz

VB: I used to sleep a lot.
Je gebruikt used to om te vertellen...
A
dat je iets gaat doen.
B
wat je gebruikt hebt.
C
dat je iets vroeger vaak deed

Slide 9 - Quiz

I used to ______ a lot.
A
read
B
reading

Slide 10 - Quiz

I understand when and how to use 'used to' in a sentence.
A
Yes
B
Almost
C
No, please help!

Slide 11 - Quiz

Ik begrijp en beheers de Past Perfect. □

Ik begrijp en beheers het gebruik van “used to”. □
Ik begrijp en beheers de Past Perfect. □

Slide 12 - Slide

What is happening in this sentence?
When he arrived to the train station, the train had already left.

What happened
first?

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

🇬🇧 Past Simple 

🇳🇱 Verleden Tijd


ww+ed

(irr. verb = 2e vorm)



I saw him yesterday.



🇬🇧 Past Perfect

🇳🇱 Voltooid Verleden Tijd




🇬🇧 Past Simple 
🇳🇱 Verleden Tijd

ww+ed
(irr. verb = 2e vorm)

He arrived to the train station.


I decided to walk home.
🇬🇧 Past Perfect 
🇳🇱 Voltooid Verleden Tijd

had + ww+ed
(irr. verb = had + 3e vorm)

When he arrived to the train station the train had left.

I had lost my bike key so I decided to walk home.


The Past Perfect shows what happened first in the past.

Slide 15 - Slide

Fill in the Past Perfect:
When I walked in, the meeting ___already___ (start).

Slide 16 - Open question

Fill in the Past Perfect:
After he ______ (pass) his exam, he trew a party.

Slide 17 - Open question

Great! Now let's practise a bit with the Past Perfect and the Past Simple.

In every question, look carefully what happened first (past perfect) and what happened next (past simple).

Slide 18 - Slide

When they _______ (finish) school, they _______ (go) to the mall.
A
had finished - went
B
finished - had gone

Slide 19 - Quiz

They ________ (show) me the pictures they ________ (take) during their holiday.
A
had shown - took
B
showed - had taken

Slide 20 - Quiz

I know when and how to use the Past Perfect.
A
Yes
B
Almost
C
No, help!

Slide 21 - Quiz

Practise
Do ex. 10 till 14 pg 95/ 96

check together

Slide 22 - Slide