Je weet dat de waarden en normen in de tijd steeds veranderen. Wat vroeger normaal is, is dat misschien nu niet meer.
Je kunt voorbeelden bedenken bij de begrippen.
Slide 2 - Slide
Puberteit
Periode tussen kindertijd en volwassenheid. Je ontwikkelt je identiteit.
Kenmerk: door experimenteren vrijheid zoeken en grenzen leren kennen.
Slide 3 - Slide
Wat is normaal? Normen en waarden verschillen.
Normen en waarden botsen regelmatig. Tolerantie betekent dat je mensen met andere normen en waarden accepteert.
Soms zijn verschillen te groot, dan vind je gedrag van anderen asociaal. Je hoeft niet alles te tolereren.
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Video
Slide 6 - Video
Wat is een voorbeeld van asociaal gedrag wat jij laatst hebt meegemaakt?
Slide 7 - Open question
Groepsnormen
Je wilt bij een groep horen.
Normen en waarden kunnen ook binnen Nederland verschillen. Elke groep heeft zijn eigen gebruiken.
Groepsdruk: het gevoel dat je je MOET aanpassen aan de gebruiken van een groep.
Pesten is vaak ook een vorm van groepsdruk: "straks ben ik de sjaak"
Slide 8 - Slide
Verschillen met je ouders
Generatieconflict: een meningsverschil dat veroorzaakt wordt door een verschil in leeftijd.
Dat wat wij normaal vinden en wat vroeger normaal gevonden wordt, verandert ook steeds. Tijd opa en oma is anders dan dat waarin wij nu leven.
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Video
Waarom is er in het voorgaande filmpje sprake van een generatieconflict?
Slide 11 - Mind map
Aan de slag:
Maak uit je werkboek paragraaf 2.3 vraag 1 t/m 6
Tijd: 10 minuten
Wie: alleen
Hulp: vraag het je docent.
Klaar: maak samenvatting blz. 29 onderdeel 2.3
Slide 12 - Slide
Jongeren
Bij welke groep hoor je?
Slide 13 - Slide
Leerdoel
Aan het eind van dit onderdeel ken je de begrippen: identificatie, groepsidentificatie, jongerencultuur, welvaart en individualisering.
Je kan uitleggen op waarom mensen vaak bij een groep horen, en op welke manieren jongerenculturen ontstonden en door welke maatschappelijke verandering dat kwam.
Slide 14 - Slide
Waarom horen mensen bij een groep?
Mensen zijn sociale wezens
Wij hebben anderen nodig om te kunnen functioneren
Slide 15 - Slide
Identificatie
Identificatie = Je herkent bepaalde kenmerken van jezelf bij een ander
Groepsidentificatie = Je voelt je verbonden met een groep mensen, omdat je dezelfde kenmerken of gewoonten hebt
Slide 16 - Slide
Hoe ontstaat een groepsgevoel? (1)
De plaats waar je vandaan komt. Denk aan mensen die:
in een dorp of juist een stad wonen (Amsterdammers / Rotterdammers).
in een bepaalde provincie wonen (Friezen / Zeeuwen).
afkomstig zijn uit een ander land (Surinamers / Turken).
Slide 17 - Slide
Hoe ontstaat een groepsgevoel? (2)
De religie waar je in gelooft. Bijvoorbeeld:
Het katholicisme
De islam
Het jodendom
Het protestantisme
Het boeddhisme
Slide 18 - Slide
Hoe ontstaat een groepsgevoel? (3)
Wanneer mensen een gezamenlijk belang of probleem hebben. Bijvoorbeeld:
Scholieren
Treinreizigers
Werknemers
Automobilisten
Slide 19 - Slide
Hoe ontstaat een groepsgevoel? (4)
Wanneer mensen een gezamenlijke smaak of interesse hebben. Bijvoorbeeld : op het gebied van hobby, muziek of kleding.
Gamers
Sporters
Kookclubs
Skaters
Slide 20 - Slide
Jongerenculturen
Jongerencultuur = een groep jongeren met dezelfde waarden, normen en gewoonten.
Jongerenculturen zijn ontstaan in de jaren 60 van de vorige eeuw:
kwam er meer welvaart.
kregen jongeren meer vrije tijd.
wilden jongeren zich afzetten tegen hun ouders.
Slide 21 - Slide
Bedenk een van de groepen waar jij bij hoort. Waarom hoor jij bij die groep?