This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
This item has no instructions
Slide 2 - Slide
This item has no instructions
Aan het eind van de les
begrijp je dat een eenheid in 10 gelijke delen wordt verdeeld.
begrijp je dat je de lengte dan op twee manieren kunt schrijven, met een kommagetal (ook maatverfijning) en met de kleinere eenheid (en een geheel getal). Dat wil zeggen: 14,4 cm = 144 mm.
begrijp je dus wat maatverfijning is
Slide 3 - Slide
This item has no instructions
Slide 4 - Slide
This item has no instructions
Slide 5 - Slide
This item has no instructions
Slide 6 - Slide
This item has no instructions
Slide 7 - Open question
De grote streepjes geven de centimeters aan.
De kleinere streepjes geven de millimeters aan.
Er passen 10 mm in één cm.
Slide 8 - Open question
De rekenkaart kan helpen bij het omrekenen van millimeters naar centimeters.
Eén cm wordt verdeeld in 10 mm.
15,29 mm = 1,529 cm
Slide 9 - Open question
De ruimte tussen de hele 25 milliliter is in 5 gelijke delen verdeeld.
Elk streepje staat dus voor 25 ÷ 5 = 5 ml.
Het water komt tot het eerste streepje onder de 100 ml.
Dat is bij 100 ml - 5 ml = 95 ml
Slide 10 - Open question
Een brood weegt ongeveer 800 gram. Dat is bijna een kg: 0,8 kg