b t_rem = 4,4 - 1,2 = 3,2 s s_rem = 1/2 * v_begin * t_rem = 0,5 * 20 * 3,2 = 32 m s_stop = 24 + 32 = 56 m
timer
5:00
Slide 8 - Slide
Eenheden omrekenen
uur, minuten en seconden
meter enkilometer
m/s en km/h
Slide 9 - Slide
15 km = ... m
A
0,0015
B
0,15
C
1500
D
15000
Slide 10 - Quiz
155 min = ... h
A
1,55
B
2,6
C
3,1
D
15,5
Slide 11 - Quiz
27 min = ... s
A
1620
B
1650
C
2700
D
2750
Slide 12 - Quiz
2 uur en 23 minuten = ... seconden
A
1500 s
B
8028 s
C
8580 s
D
9000 s
Slide 13 - Quiz
2 uur en 23 minuten = ... s
2 h = 120 min
120 + 23 = 143 min
123 min = 8580 s
Slide 14 - Slide
50 km/h = ... m/s
A
14 m/s
B
36 m/s
C
50 m/s
D
180 m/s
Slide 15 - Quiz
Slide 16 - Slide
Rekenen met de formule
gemiddelde snelheid =
tijdafstand
Slide 17 - Slide
Emma loopt in 13 seconde 30 meter. Bereken de gemiddelde snelheid van Emma.
A
2,3 km/h
B
390 km/h
C
2,3 m/s
D
390 m/s
Slide 18 - Quiz
Gegeven:
tijd = 13 s
afstand = 30 m
Gevraagd:
snelheid = ?
gemiddelde snelheid =
tijdafstand
Oplossing:
Slide 19 - Slide
Je fiets 156 minuten met een gemiddeld snelheid van 15 km/h. Welke afstand heb je afgelegd?
A
37 km
B
38 km
C
39 km
D
40 km
Slide 20 - Quiz
Gegeven:
tijd = 156 min
snelheid = 15 km/h
Gevraagd:
afstand = ?
gemiddelde snelheid =
tijdafstand
Oplossing:
Slide 21 - Slide
Een fietser rijdt 22 minuten lang met een constante snelheid. De snelheidsmeter geeft aan dat de fietser 24 km/h rijdt. Bereken welke afstand de fietser heeft afgelegd.
A
1,1 km
B
3,6 km
C
5,28 km
D
8,8 km
Slide 22 - Quiz
Gegeven:
tijd = 22 min
snelheid = 24 km/h
Gevraagd:
afstand = ?
gemiddelde snelheid =
tijdafstand
Oplossing:
Slide 23 - Slide
stopafstand = reactieafstand + remweg
Slide 24 - Slide
de reactieafstand wordt groter als...
Slide 25 - Mind map
de remweg wordt groter als...
Slide 26 - Mind map
Welke grafiek hoort bij de remweg? En welke grafiek bij de reactieafstand?
remweg
reactie-
afstand
Slide 27 - Drag question
Wat voor soort beweging zie je in deze grafiek?
A
constante snelheid
B
toenemende snelheid
C
afnemende snelheid
D
geen beweging
Slide 28 - Quiz
De snelheid van een auto is 108 km/h. Hoe groot is de snelheid in m/s?
A
389 m/s
B
10,8 m/s
C
30 m/s
D
38,9 m/s
Slide 29 - Quiz
Een vrachtauto rijdt met een snelheid van 25 m/s over een doorgaande weg. De chauffeur moet plots remmen. De reactieafstand van de chauffeur is 27,5 m. De remweg van de vrachtauto bij deze snelheid is 150 m. Bereken de stopafstand.
A
27,5 m
B
122,5 m
C
150,0 m
D
177,5 m
Slide 30 - Quiz
Je fietst 7 km in 35 minuten. Wat is je gemiddelde snelheid?
A
3,5 km/h
B
3,3 m/s
C
12 km/h
D
iets anders
Slide 31 - Quiz
Je fietst met een snelheid van 5,6 m/s. Welke afstand leg je af in 18 minuten?
A
1,0 km
B
5,5 km
C
6,0 km
D
9,0 km
Slide 32 - Quiz
Op de weg naar school fiets je met een snelheid van 18 kilometer per uur. Wat betekent dat?
A
Dat je er een minuut over doet om 18 kilometer te fietsen.
B
Dat je er een uur over doet om 18 kilometer te fietsen.
C
Dat je er een seconde over doet om 18 kilometer te fietsen.
Slide 33 - Quiz
Max Verstappen legt 210 meter af in 3 seconde. Wat is zijn snelheid in km/h?
A
252
B
258
C
260
D
278
Slide 34 - Quiz
Wat is een eenheid van snelheid?
A
m
B
s
C
m/s
D
s/m
Slide 35 - Quiz
Dit is een afstand-tijddiagram. Wat voor beweging is dit?
A
een constante
snelheid
B
een versnelde beweging
C
een vertraagde beweging
Slide 36 - Quiz
Reken uit wat de snelheid is als een helikopter 90 kilometer aflegt in 10 minuten
A
140 m/s
B
9 km/min
C
9 m/s
D
540 km/h
Slide 37 - Quiz
Wat weet je over de snelheid als je aan het reageren bent?
A
Je snelheid wordt lager.
B
Je snelheid blijft hetzelfde.
C
Je snelheid wordt hoger.
D
Dat is verschillend per situatie.
Slide 38 - Quiz
Een schaatser sprint de 500 meter in 35 seconden. Was is zijn gemiddelde snelheid in km/h ongeveer?
A
14 km/h
B
51 km/h
C
35 km/h
D
26 km/h
Slide 39 - Quiz
Jan fietst 2,1 km in 5 minuten. Wat is zijn snelheid?
A
25,1 km/h
B
25,2 km/h
C
25,3 km/h
D
25,4 km/h
Slide 40 - Quiz
Bij welk deel is de beweging vertraagd?
A
3 en 7
B
5 en 6
C
4 en 6
D
3 en 5
Slide 41 - Quiz
Een auto legt in 72 minuten een afstand van 95 kilometer wat was zijn gemiddelde snelheid?
A
114 km/h
B
114 m/s
C
79 km/h
D
79 m/s
Slide 42 - Quiz
Een atlete loopt de 100 meter in 10,8 seconden. Bereken de gemiddelde snelheid.
A
0,108 m/s
B
33,3 m/s
C
2,57 m/s
D
9,26 m/s
Slide 43 - Quiz
Waar heeft de fietser een constante snelheid?
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 44 - Quiz
Tom fietst in 11 minuten met een snelheid van 45 km/h. Welke afstand legt Tom af?