Economisch bekeken - H5.5 Lenen en betalen - KGT

5.5. Lenen en betalen (KGT)
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

5.5. Lenen en betalen (KGT)

Slide 1 - Slide

Terugblik

Slide 2 - Slide

Gatentekst
Een 1) _______ stel je vast op grond van je inkomsten en de uitgaven die je van het budget wilt betalen. Wanneer de werkelijke uitgaven lager zijn dan het budget, houd je geld over en is het voordelig om te gaan 2) _______. Wanneer de werkelijke uitgaven hoger zijn dan het budget, moet je
3) _______
in op je spaargeld en ontstaan er financiële problemen als het spaargeld op is. Het is dus belangrijk om goed te 4) _______ en bewust te zijn van je uitgaven om financieel gezond te blijven. Het spaargeld kunnen we bijvoorbeeld gebruiken als er iets stuk gaat. Dat noemen we 5) _______. Ook kunnen we spullen kopen die lang meegaan, zoals een nieuwe tv. Dat noemen we 6) _______.
Vul in in de tekst!
  • Interen
  • Budget
  • Duurzame
     gebruiksgoederen
  • Sparen
  • Incidentele
     uitgaven
  • Budgetteren

Slide 3 - Slide

Gatentekst
Een BUDGET stel je vast op grond van je inkomsten en de uitgaven die je van het budget wilt betalen. Wanneer de werkelijke uitgaven lager zijn dan het budget, houd je geld over en is het voordelig om te gaan SPAREN. Wanneer de werkelijke uitgaven hoger zijn dan het budget, moet je
INTEREN in op je spaargeld en ontstaan er financiële problemen als het spaargeld op is. Het is dus belangrijk om goed te BUDGETTEREN en bewust te zijn van je uitgaven om financieel gezond te blijven. Het spaargeld kunnen we bijvoorbeeld gebruiken als er iets stuk gaat. Dat noemen we
INCIDENTELE UITGAVEN. Ook kunnen we spullen kopen die lang meegaan, zoals een nieuwe tv. Dat noemen we DUURZAME GEBRUIKSGOEDEREN.

Slide 4 - Slide

5.5. Lenen en betalen (KGT)

Slide 5 - Slide

0

Slide 6 - Video

Aan het eind van deze paragraaf kun je:
  • uitleggen wat lenen is.
  • uitleggen hoe een lening inelkaar zit.
  • uitleggen wat de voor- en nadelen van lenen zijn.
  • de rente die je betaald uitrekenen.
  • uitleggen waarom je meer moet terugbetalen, dan dat je geleend hebt.
Wat gaan we leren?

Slide 7 - Slide

  • Financiering is de manier waarop
     geld beschikbaar komt voor een
     aankoop.
  • Hoe gaan we ervoor zorgen dat
      we deze Lamborghini kunnen
      betalen?
Financiering

Slide 8 - Slide

  • Lenen is geld van anderen gebruiken, dat je
      later moet terugbetalen.
  • Het terugbetalen van geleend geld wordt
      ook wel aflossen genoemd.
  • Lenen is duurder dan sparen!

Lenen

Slide 9 - Slide



     Voordelen
  • Je kunt gelijk kopen wat je wilt hebben.
  • Je kan geld lenen als je onverwachts
      dringend geld nodig hebt.

    Nadelen
  • Je hebt een schuld.
  • Je moet de lening terugbetalen.
  • Je moet meer betalen, dan je geleend hebt.
      Dat heet rente.


Voor- en nadelen van lenen

Slide 10 - Slide

  • Vraag: Als je leent moet je je
     budget aanpassen. Waarom
     moet je dit doen en welk
     budget moet je aanpassen?
  • Antwoord: Elke maand moet ik
     de lening betalen, dus het
     budget voor mijn vaste lasten
     moet omhoog en de overige
     moeten omlaag.

Opdracht

Slide 11 - Slide

  • Een termijn is een maandelijks geldbedrag voor het afbetalen van de lening.
  • Een termijn bestaat uit:
  1. Rente (de vergoeding voor lenen)
  2. Aflossing (het leenbedrag).
Terugbetalen in termijnen

Slide 12 - Slide

  • Je leent voor een nieuwe auto € 15000,-. Je betaalt deze in 36 maanden terug. Het maandtermijn is € 484,-.
    Wat zijn de rentekosten van deze lening?

Opdracht

Slide 13 - Slide

  • Je betaalt 36 maanden lang
     € 484,- per maand terug.
  • Je betaalt dus 36 x € 484,- =
     € 17.424,-. 
  • De rentekosten van deze     lening zijn dus € 17.424, -
     € 15.000,- = € 2.424,-
Opdracht

Slide 14 - Slide

  • Rente is de vergoeding
      voor de bank. Je betaalt rente,
      omdat de bank ook geld wil
      verdienen. 
  • Ook loopt de bank risico, want
      misschien betaal je de lening niet
      of te laat terug.
Rente

Slide 15 - Slide

VRAGEN?

Slide 16 - Slide

OPDRACHTEN
  • Maak de introductievragen (opdracht 1 t/m 5) op
     pagina 24 en 25.
  • Klaar? Ga dan aan de slag met het huiswerk. Dat zijn
     opgave 6 t/m 11 op bladzijde 26 en 27.




  • Alles wat je hier doet, hoef je thuis minder te doen!



timer
15:00

Slide 17 - Slide

Gatentekst
1) _______ betekent geld van anderen gebruiken. Het meest bekende voorbeeld is de 2) _______. Dat is een lening voor het kopen van een huis. Je kunt bij een bank een lening of hypotheek afsluiten. 3) _______ betekent dat je regelmatig geld betaalt aan de bank om de hypotheek terug te betalen. Maar let op! Als je geld leent, moet je ook een vergoeding betalen aan de bank. Dat heet 4) _______. Hoe hoger het rentepercentage, hoe meer geld je op den duur moet terugbetalen. Het is dus belangrijk om goed na te denken voordat je geld leent en om altijd op tijd je aflossingen en rente te betalen. Als je geld leent, stijgen de 5) _______. Hierdoor moet je bezuinigen op andere budgetten.
Vul in in de tekst!
  • Lenen
  • Vast lasten
  • Rente
  • Aflossen
  • Hypotheek

Slide 18 - Slide

Gatentekst
LENEN betekent geld van anderen gebruiken. Het meest bekende voorbeeld is de HYPOTHEEK. Dat is een lening voor het kopen van een huis. Je kunt bij een bank een lening of hypotheek afsluiten. AFLOSSEN betekent dat je regelmatig geld betaalt aan de bank om de hypotheek terug te betalen. Maar let op! Als je geld leent, moet je ook een vergoeding betalen aan de bank. Dat heet RENTE. Hoe hoger het rentepercentage, hoe meer geld je op den duur moet terugbetalen. Het is dus belangrijk om goed na te denken voordat je geld leent en om altijd op tijd je aflossingen en rente te betalen. Als je geld leent, stijgen de VASTE LASTEN. Hierdoor moet je bezuinigen op andere budgetten.

Slide 19 - Slide

Huiswerk voor de volgende les:
  • Maken opgaven 1 t/m 11 van hoofdstuk 5.5 lenen en betalen op bladzijde 24 t/m 27.

Huiswerk

Slide 20 - Slide

Bedankt en succes vandaag!

Slide 21 - Slide