Werkwoordspelling MOA1 les 3 Voltooid Deelwoord

Les 3:                       Voltooid Deelwoord
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Les 3:                       Voltooid Deelwoord

Slide 1 - Slide

Doel van de les: 

Ik weet hoe ik het voltooid deelwoord moet schrijven in een zin. 

Slide 2 - Slide

Wat is het voltooid deelwoord? 

Het is een werkwoord in een zin. 
Ook hier moet je kijken of het zwak of sterk is. 
Een voltooid deelwoord vertelt dat iets klaar is of afgelopen. 


Slide 3 - Slide

Maar hoe schrijf je het nou??????
Stappenplan:

1. kijk het hele werkwoord!!!
2. haal de -en er af voor de stam
3. kijk naar de laatste letter
4. gebruik de regel van 't kofschip X

Nog gemakkelijker: maak het volt. deelwoord langer! 

Slide 4 - Slide

Hoe herken je een voltooid deelwoord in de zin? 
1. Er staan ALTIJD twee werkwoorden in een zin. 
 

Het hulpwerkwoord is altijd: zijn, hebben of worden.

Ik HEB GEwerkt 

Ik BEN te laat GEkomen

Hij WERD netjes ONTvangen 





Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

't Kofschip X: 

Laatste letter staat in 't kofschip X => t 
laatste letter staat niet in 't kofschip X => d



 

Een vd kan eindigen op: 
- en 
- T 
- D 
Denk in je hoofd: wij hebben.......... 

Slide 7 - Slide

Belangrijk!!!!!


een voltooid deelwoord schrijf je NOOIT met DT!!!!!!!


Slide 8 - Slide

Ik heb gisteren in de tuin (werken).
A
gewerken
B
gewerkt
C
gewerkd

Slide 9 - Quiz

Vragen? 

Slide 10 - Slide

De broodjes in de kantine worden goed beleg....
A
t
B
d

Slide 11 - Quiz

Ik heb heel lang (geloven) dat spoken bestaan.
A
geloofd
B
gelooft
C
geloven

Slide 12 - Quiz

Gelukkig had ik goed getap...
A
t
B
d

Slide 13 - Quiz

Wordt die terrorist nog wel (veroordelen)?
A
veroordeeld
B
veroordeeldt
C
veroordeelt

Slide 14 - Quiz

Gelukkig was ik goed (verzekeren).
A
verzekerd
B
verzekert
C
verzekerde

Slide 15 - Quiz

De leraar werd er (ingeluis.....).
A
d
B
t

Slide 16 - Quiz


A
Goed
B
Fout - gemailet
C
Fout - gemailt
D
Fout - gemaild

Slide 17 - Quiz

De kat heeft de bank kapot ___ (krabben) en nu hebben wij een nieuwe bank ___ (aanschaffen).
A
gekrabd - aangeschafd
B
gekrabt - aangeschaft
C
gekrabd - aangeschaft
D
gekrabt - aangeschafd

Slide 18 - Quiz

Ik had ___ (beloven) hem de prijs te geven, maar hij heeft ___ (weigeren).
A
beloofd - geweigerd
B
belooft - geweigert
C
belooft - geweigerd
D
beloofd - geweigert

Slide 19 - Quiz


Er wordt
A
Goed
B
Fout - besteet
C
Fout - besteed

Slide 20 - Quiz

Einde

Slide 21 - Slide