What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
P3 - les 15 - 29 maart 2023
Les 15 - periode 3 - 29 maart 2023
1 / 33
next
Slide 1:
Slide
Spaans
MBO
Studiejaar 1
This lesson contains
33 slides
, with
text slides
.
Lesson duration is:
60 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Les 15 - periode 3 - 29 maart 2023
Slide 1 - Slide
Toets P3
De toets van Spaans over periode 3 vindt plaats op:
dinsdag 4 april 2023
Dit is een
online toets
(Google Forms), die
op school
wordt afgenomen tijdens het normale lesuur: 9.30 - 10.30
In Teams staat een klassentegel met de
geüploade
readers + de link naar deze LessonUp (alle thema's overzichtelijk op een rijtje ;-)
Slide 2 - Slide
Herhaling
LEERDOELEN:
- ik maak kennis met het werkwoord 'tener' (=hebben) + 'tener que' (=moeten)
- ik herhaal de werkwoorden voor zijn: 'ser' en 'estar'
- ik leer nieuwe woordenschat m.b.t. een bedrijf / CV
Slide 3 - Slide
Tener (=hebben)
Tener que (=moeten)
+ zelfstandig naamwoord
-
+ werkwoord
Tengo dieciséis
años.
Tengo que
ir
(=gaan) a la escuela.
Tenemos un
perro.
Tienes que
estudiar
bien.
¿Tienes un
carro
nuevo? Tenemos que
hablar
menos.
Slide 4 - Slide
Herhaling lesstof
LEERDOELEN:
- Ik maak kennis met het werkwoord 'ir' (=gaan)
- Ik leer wat 'ir' + het voorzetsel 'a' betekent en pas dit ook toe
- Ik herhaal het bijvoeglijk en het zelfstandig naamwoord
Slide 5 - Slide
'Ir' + a = iets gaan doen
Het werkwoord 'ir' + de toevoeging van het voorzetsel 'a' wordt gebruikt om aan te geven dat je
iets gaat doen.
Je moet het werkwoord 'ir' natuurlijk nog wel in de juiste persoon vervoegen.
Ik ga naar de markt.
Voy a
l (a + el) mercado.
Morgen ga je naar school. Mañana
vas a
la escuela.
Slide 6 - Slide
'Ir' : een werkwoord dat beweging uitdrukt
Slide 7 - Slide
Combinatie zelfst. nmw. & bijv. nmw.
In het Spaans komt het bijvoeglijk naamwoord altijd
áchter
het zelfstandig naamwoord. Precies andersom dan bij ons ;-)!
De
mooie
stad - La ciudad
bonita
De
mooie
steden - Las ciudades
bonitas
Het
goede
boek - El libro
bueno
De
goede
boeken - Los libros
buenos
Slide 8 - Slide
UITZONDERINGEN
De bijvoeglijke naamwoorden die
vóór
het zelfstandig naamwoord komen, zijn
- poc@ =weinig Tengo
poco
tiempo.
- much@ =veel Tengo
muchos
deberes (=huiswerk).
- primer(@) =eerste Esta es mi
primera
nota (=cijfer)
- segund@ =tweede Estoy en la
segunda
planta (=verdieping).
Slide 9 - Slide
Woorden m.b.t. een bedrijf
la empresa
de onderneming/het bedrijf
el (la) vendedor(a)
de verkoper/verkoopster
el empleado/la empleada
de werknemer/werkneemster
el jefe/la jefa
de baas/de bazin
dur@
moeilijk, streng
car@
duur
Slide 10 - Slide
Herhaling lesstof
LEERDOELEN:
- Ik leer het werkwoord 'costar' (=kosten) in het Spaans
- Ik herhaal de getallen van 1 - 100
- Ik leer de Spaanse getallen t/m 1000
Slide 11 - Slide
el verbo 'costar' (=kosten)
yo c
ue
sto
tú c
ue
stas
él
c
ue
sta
nosotros c
o
stamos
vosotros c
o
stáis
ellos
c
ue
stan
Let op de
klinkerwisseling
(o --> ue)
Niet te verwarren met
la costa
(=de kust)
¿Cuánto cuesta?
Hoeveel kost het?
Slide 12 - Slide
Alle getallen tot en met 30 bestaan uit 1 woord!
Daarna:
40 + 1
60 + 2 etc.
cien = 100
mil = 1000
Slide 13 - Slide
Herhaling lesstof
LEERDOELEN:
- Ik leer het werkwoord 'gustar' (=iets leuk vinden) begrijpen en toepassen
- Ik oefen nieuwe woordenschat
Slide 14 - Slide
Het gebruik van gustar bij 6 persoonsvormen:
-
Me
gusta nadar.
- ¿
Te
gusta nadar?
- A Pedro
le
gusta nadar.
-
Nos
gusta nadar.
- ¿No
os
gusta nadar?
- A mis padres no
les
gusta nadar.
Slide 15 - Slide
Voorbeeldvragen om te stellen
¿Cuánto
cuesta
la camiseta negra?
¿De qué material
es
la bufanda?
Me gusta el abrigo negro/los calcetines naranjas/...
No me
gusta(n)
.....................
¿
Tiene
(usted) otros colores?
Slide 16 - Slide
Leren met tegenstellingen (ww) - pág. 9
ahorrar (=sparen)
gastar (=uitgeven)
comprar (=kopen)
vender (=verkopen)
aprender (=leren)
olvidar (=vergeten)
dividir (=verdelen)
juntar (=verzamelen)
ganar (=verdienen)
perder (=verliezen)
Slide 17 - Slide
Herhaling lesstof
LEERDOELEN:
- Ik leer nieuwe, regelmatige werkwoorden die te maken hebben met de opleiding
- Ik kan bovenstaande werkwoorden vervoegen en toepassen
- Ik leer nieuwe woordenschat m.b.t. een product
- Ik leer wat 'hay' betekent
- Ik leer het onderscheid tussen 'ser', 'estar' en 'hay'
Slide 18 - Slide
Vervoegen regelmatige ww
Leer hoe je de regelmatige werkwoorden in alle zes de persoonsvormen moet vervoegen. Leer ook de betekenis van de nieuwe werkwoorden
gastar - vender - ahorrar - comprar -
pagar - dividir - cobrar - ganar
Slide 19 - Slide
Belangrijke werkwoorden
gastar
uitgeven
comprar
kopen
vender
verkopen
cobrar
in rekening brengen
dividir
verdelen
ahorrar
sparen
pagar
betalen
Slide 20 - Slide
¿Qué
vamos a
hacer hoy?
Leerdoelen voor deze les:
- Korte terugblik op de vorige les met
nieuwe regelmatige werkwoorden
- Ik leer nieuwe woordenschat (product)
- Ik leer wat ‘hay’ (er is / er zijn) betekent
- Ik leer het onderscheid tussen ‘ser’, ‘estar’ en ‘hay’
Slide 21 - Slide
Herhaling lesstof
LEERDOELEN:
- Ik maak kennis met de begrippen 'muy', 'mucho', 'bien' en 'bueno'
- Ik kan bovenstaande begrippen toepassen in zinnen
- Ik breid mijn woordenschat uit m.b.t. een bedrijf
Slide 22 - Slide
Muy
& mucho
Muy
betekent '
erg, zeer, veel
...'
1) muy + bijvoeglijk naamwoord --> Argentina es
muy
grande.
2) muy + bijwoord --> Mi familia está
muy
bien.
Slide 23 - Slide
Muy &
mucho
Mucho
betekent '
veel'
1) Mucho/a/os/as + zelfstandig naamwoord
--> En Madrid hay (is er)
mucho
tráfico.
2) werkwoord + mucho/a/os/as
--> Tengo
muchos
libros.
--> Me gusta
mucho
ir al cine.
Slide 24 - Slide
Bueno
y bien
Bueno
betekent 'goed' (gebruikt als bijvoeglijk naamwoord)
--> bueno/a/os/as + zelfstandig naamwoord
Ejemplos
: Son
buenas
vacaciones.
¡
Buenos
días!
Hoy es un día
bueno.
Slide 25 - Slide
Bueno y
bien
Bien
betekent ook 'goed' (= bijwoord)
--> werkwoord +
bien
Ejemplos
: ¡Estoy muy
bien
!
Mi madre habla
bien
español.
No me siento
bien
.
Slide 26 - Slide
Bijvoeglijke naamwoorden
car@
barat@
nuevo@
viej@
bonit@
fe@
alt@
baj@
de buena calidad
de mala calidad
modern@
antigu@
joven
ancian@
fuerte
débil
grande
pequeñ@
EJER
CICIO 3a y 3b
Slide 27 - Slide
Herhaling lesstof
LEERDOELEN:
- Ik leer de Spaanse woorden voor de dagen van de week, de maanden van het jaar en je verjaardag
- Ik herhaal en (her)ken de Spaanse vraagwoorden
Slide 28 - Slide
Los días de la semana
&
los meses del año
Slide 29 - Slide
Dagdelen in het Spaans
la mañana = de ochtend por la mañana = 's morgens
la tarde = de middag por la tarde = 's middags
la noche = de avond por la noche = 's avonds
Slide 30 - Slide
La fecha
(=de datum)
/ el cumpleaños
¿Qué día es hoy? Welke dag is het vandaag?
Hoy es ........................... (el día de la semana) ...... (número)
de
................................ (el mes)
de
2023.
Mi cumpleaños es el ............. (número) de ............ (mes)
Slide 31 - Slide
Vraagwoorden + zinsopbouw
• ¿qué? wat
• ¿por qué? waarom
• ¿cuándo? wanneer
• ¿dónde? waar
• ¿cómo? hoe
• ¿cuál/cuáles? welke
• ¿quién/quiénes? wie
• ¿cuánt@(s) hoeveel
Verschillende van deze vraagwoorden kunnen worden voorafgegaan door voorzetsels:
A quién
(aan wie?),
De quién
(van wie?),
De dónde
(van waar?),
De qué
(van wat/welk?), etc.
Slide 32 - Slide
Toets P3
De toets van Spaans over periode 3 vindt plaats op:
dinsdag 4 april 2023
Succes met leren voor de toets! Bereid je goed voor!
-->
Zorg voor een opgeladen laptop
In de Teamstegel van ACM1B/AIH1A staan beide readers + de LessonUp-link van de les van vandaag (alle lesstof op een rijtje ;-)
Slide 33 - Slide
More lessons like this
Semana 5
September 2022
- Lesson with
21 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1
P3 - les 10 - 14 maart 2023
March 2023
- Lesson with
16 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1
P3 - les 14 - 28 maart 2023
March 2023
- Lesson with
11 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1
P3 - les 10 - 15 maart 2023
March 2023
- Lesson with
17 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1
Online les 3Vsp2 do3 dec
December 2020
- Lesson with
15 slides
Spaans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
P3 - les 11 - 15 maart 2023
March 2023
- Lesson with
14 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1
El adverbio y los pasados (het bijwoord en de verleden tijden)
December 2021
- Lesson with
15 slides
Spaans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
El adverbio y los pasados (het bijwoord en de verleden tijden)
November 2020
- Lesson with
13 slides
Spaans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3