Formuleren - les 3 par. 2.1

1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

lesdoel vorige les
Formuleerfouten herhalen zodat 
je ze kan herkennen
en verbeteren

Slide 2 - Slide

Formuleerfouten herkennen
Wat is het nut?

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide


A
tautologie
B
dubbele ontkenning
C
incongruentie
D
contaminatie

Slide 5 - Quiz


A
contaminatie
B
onjuist verwijswoord
C
foutieve samentrekking
D
onjuiste inversie

Slide 6 - Quiz


A
onjuist begrenzen
B
onjuist verwijzen
C
onjuiste inversie
D
wat gaat er eigenlijk wel goed?

Slide 7 - Quiz

nakijken 4

Slide 8 - Slide

nakijken 4

Slide 9 - Slide

nakijken 3.1-5, 7, 10, 11, 15, 19, 20

Slide 10 - Slide

nakijken 3.1-5, 7, 10, 11, 15, 19, 20

Slide 11 - Slide

nakijken 7, 10
7 3 incongruentie: zullen → zal
 Verbetering:
 De uitslag van de enquêtes over de arbeidsomstandigheden die op vele scholen gehouden zijn, zal bekend worden gemaakt in het AOb-blad.

10 4 dat/als-constructie
 Verbetering:
 Voorstanders van een verbod op goksites zijn van mening dat jongeren snel een verslaving ontwikkelen als ze op internet gaan gokken.


Slide 12 - Slide

nakijken 11, 15
11 1.5 dubbele ontkenning: ontmoedigt + niet (langer)
 Verbetering:  De extreem lage rente moedigt veel trouwe spaarders aan om niet langer geld op de bank te zetten, maar te beleggen in veilige obligaties.

15 5 foutieve samentrekking: ‘keek’ heeft niet beide keren dezelfde betekenis
 Verbetering:  De gescheiden man keek vooral uit naar nieuwe relaties, maar keek daardoor nauwelijks om naar zijn kinderen.
 (‘De gescheiden man’ mag je wel samentrekken.)


Slide 13 - Slide

nakijken 19, 20
19 6 foutieve beknopte bijzin
 Verbetering: Toen hij door Finnmarken zwierf, bleken de meteorietkraters voor Alfred niet eenvoudig te vinden. Of: Zwervend door Finnmarken kon Alfred de meteorietkraters niet zo eenvoudig vinden.

20 2.1 onjuist verwijswoord: dat → wat
 Verbetering: Het beste wat je na zo’n inbraak kunt doen, is de politie bellen en aangifte doen.

Slide 14 - Slide

Formuleren
correct -> aantrekkelijk

Slide 15 - Slide

Aantrekkelijk formuleren
aanwijzingen voor het woordgebruik
aanwijzingen voor de zinsbouw
het gebruik van uitdrukkingen
het gebruik van beeldspraak
het gebruik van stijlfiguren

Slide 16 - Slide

aanwijzingen voor het woordgebruik
  • gebruik geen lange woorden
  • schrijf geen 'moeilijke' woorden over uit bronnen
  • vermijd deftige of formele woorden
  • schrijf alleen afkortingen van woorden
    die je uitspreekt als afkorting
  • varieer in woordkeus (synoniemen/verwijswoorden)

Slide 17 - Slide

Aan de slag!
We maken samen opdracht 1.
Opdracht 2 en 3 is huiswerk.

Slide 18 - Slide

nakijken
maak van opdracht 3 de volgende zinnen:
1, 2, 3, 4, 5, 7, 10, 11, 15, 19, 20

Slide 19 - Slide

Waarom leren jullie om aantrekkelijk te formuleren?

Slide 20 - Mind map

lesdoel
Aantrekkelijk leren formuleren om 
betere en mooiere teksten te kunnen produceren.

Slide 21 - Slide