over taal opdr 5-7-8-9 (SLR)

So over taal blok 5    KGT2
Over taal
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

So over taal blok 5    KGT2
Over taal

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Na deze les:
- ken je de begrippen moedertaal, groepstaal, chattaal en dialect. 
- weet je wat signaalwoorden zijn en 
- ken je de begrippen opsomming, tegenstelling en reden. 

Slide 2 - Slide

Nederlands is de officiële taal van Nederland.
Dit is de taal die je op school leert.
Voor veel mensen is Nederlands niet hun eerste taal.  Ze spreken een andere taal, bv Arabisch. Dat komt omdat ze later pas in Nederland zijn gekomen, en daarvoor een eigen officiële taal hebben gesproken. 






Slide 3 - Slide

Moedertaal
Moedertaal is de taal die je van je ouders hebt geleerd. Nederlands of Marokkaans, Chinees, Turks, Spaans of Engels


Slide 4 - Slide

Dialect
Dialect is een taal die in een deel van Nederland wordt gesproken, zoals Drents of Brabants. Een dialect kan je moedertaal zijn. 

Slide 5 - Slide

Groepstaal
Groepstaal is een taal die een groep mensen spreekt, bijvoorbeeld jongeren of wielrenners of hiphoppers. 
De taal die jongeren met elkaar spreken heet jongerentaal

Slide 6 - Slide

Chattaal
Chattaal is taal waarin je sms't, twittert of whatsappt. 


Slide 7 - Slide

Uit welke talen gebruiken wij leenwoorden?

Slide 8 - Mind map

Leenwoorden, waar komen ze eigenlijk vandaan? 
* Spaanse woorden door handel, zeevaart en danskunst in de vijftiende eeuw. 
* Duitse woorden veel doordat we er zo dichtbij wonen. 
* Franse woorden door rijke mensen die het zo'n chique taal vonden. 
* Italiaanse woorden door de handel en schilderkunst in de zestiende en zeventiende eeuw. 
* Arabische en Turkse woorden door oorlogen. 

Slide 9 - Slide

Noem een Frans leenwoord

Slide 10 - Mind map

Noem een Duits leenwoord

Slide 11 - Mind map

Noem een Engels leenwoord

Slide 12 - Mind map

Signaalwoorden
Woorden als maar, toch en daarom zijn signaalwoorden. 
Een schrijver gebruikt signaalwoorden om het verband te laten zien tussen zinnen en zinsdelen. 
Ze geven aan dat er een reden komt, of een tegenstelling. 
Signaalwoorden helpje je om de tekst beter te gebruiken. 

Slide 13 - Slide

signaalwoorden bij opsomming
een opsomming = het na elkaar opnoemen van een aantal punten of onderdelen. 

signaalwoorden die daarbij horen: 
ten eerste, ten tweede, vervolgens, ook, bovendien, tenslotte, tot slot

Slide 14 - Slide

signaalwoorden bij tegenstelling
een tegenstelling= twee dingen opnoemen die tegenover elkaar staan, die verschillend zijn. 

signaalwoorden die daarbij horen: 
maar, echter, daar staat tegenover, enerzijds, anderzijds, toch. 

Slide 15 - Slide

signaalwoorden bij een reden
een reden = waarom iemand iets doet, waarom iets gebeurt. 

signaalwoorden die daarbij horen: 
omdat, namelijk, want... 

Slide 16 - Slide

Huiswerk
maak opdracht 5-7-8-9
blz 230-231
T en T+ leerlingen maken ook opdracht 6. Dit mag digitaal. 

Slide 17 - Slide