This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Slide 1 - Video
Terugblik: De netto baten van een wandeling bedragen?
A
90
B
20
C
50
D
70
Slide 2 - Quiz
Terugblik: De opofferingskosten van een wandeling bedragen?
A
85
B
50
C
40
D
-35
Slide 3 - Quiz
Terugblik: De gecorrigeerde netto baten van een wandeling bedragen?
A
85
B
50
C
35
D
-35
Slide 4 - Quiz
Leerdoelen
Je kunt rekenen met een budgetlijn en veranderingen van de budgetlijn in verschillende contexten toepassen.
Slide 5 - Slide
§ 1.2 Kiezen of delen
Wat kun je kiezen?
Kernwoorden:
- budget
- budgetlijn
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Video
Het budget
Als je alle middelen die iemand heeft bij elkaar optelt, krijg je het budget.
Slide 8 - Slide
Voorbeeld
Je hebt een budget van € 6,- per week voor broodjes bij de kantine. Een belegd broodje kost €1,50 en een saucijzenbroodje kost €1,-. Je kunt dan kiezen uit de volgende mogelijkheden:
Slide 9 - Slide
Voorbeeld
Je hebt een budget van € 6,- per week voor broodjes bij de kantine. Een belegd broodje kost €1,50 en een saucijzenbroodje kost €1,-. Je kunt dan kiezen uit de volgende mogelijkheden:
Slide 10 - Slide
De budgetlijn
Je kunt dit laten zien a.d.h.v. een budgetlijn:
Slide 11 - Slide
De algemene vergelijking van een budgetlijn is als volgt:
budget = (prijs goed 1 x aantal goed 1) + (prijs goed 2 x aantal goed 2)
In ons voorbeeld:
6 = 1,50 x aantal broodjes + 1 x aantal saucijzenbroodjes
Slide 12 - Slide
Verschuiving budgetlijn
Als het budget of de prijs van de producten verandert, verandert ook de budgetlijn.
Stel dat de prijs van
saucijzenbroodjes stijgt
naar €1,50.
Dan wordt de nieuwe
budgetlijn:
Slide 13 - Slide
Verschuiving budgetlijn
Als het budget of de prijs van de producten verandert, verandert ook de budgetlijn.
Stel dat de prijs van
saucijzenbroodjes stijgt
naar €1,50.
Dan wordt de nieuwe
budgetlijn:
Slide 14 - Slide
Stel dat vervolgens je budget stijgt naar €7,50.
Dan wordt de nieuwe budgetlijn:
Slide 15 - Slide
Oefensom
Gegeven is dat iemand een budget heeft van € 10. Hij koopt daarvan appels en bananen. Een appel kost € 0,25 en een banaan € 0,50.
1) Stel de vergelijking van de budgetlijn op.
2) Teken de budgetlijn. Banaen verticaal en appels horizontaal.
Stel dat prijs van bananen stijgt.
3) Hoe verschuift de budgetlijn? (Maak schetsje.)
Slide 16 - Slide
Uitwerking oefensom
1) 10 = 0,25 x qa + 0,50 x qb
2)
3)
Slide 17 - Slide
Bij het verschuiven langs de budgetlijn:
A
Verandert het budget
B
Verandert de prijs van een van de producten
C
verandert de combinatie van producten bij gelijkblijvende prijzen en budget.
D
Alledrie de antwoorden zijn juist
Slide 18 - Quiz
Wat kan er gebeurd zijn als het hellingsgetal van de budgetlijn van -0.7 --> -0.6 is geworden?
A
Prijs van het goed op de X-as is omhoog gegaan
B
Prijs van het goed op de X-as is omlaag gegaan
C
het totale budget is toegenomen
D
Prijs van het goed op de Y-as is omlaag gegaan
Slide 19 - Quiz
Als B=17 en chips € 0,75 kost wat is dan de formule van deze budgetlijn?
A
17= 0,75C + 1F
B
17= 17C + 22,5F
C
B= 1C +0,75F
D
B= 0,75C + 17F
Slide 20 - Quiz
Wat is de juiste formule voor de budgetlijn
A
B = (prijs goed 1 × aantal goed 1) + (prijs goed 2 × aantal goed 2)
B
B = (prijs goed 1 + prijs goed 2) x aantal goed 1 + 2
C
B= aantal goed 1 + aantal goed 2 + prijs goed 1 + prijs goed 2
Slide 21 - Quiz
Wat kan een oorzaak zijn van de verschuiving van de budgetlijn?
A
Zowel de zakken chips als het drinken is duurder geworden
B
Het inkomen is gestegen
C
Het inkomen is gedaald
D
De zakken chips zijn duurder geworden
Slide 22 - Quiz
Door een verandering komt Peter terecht op de blauwe budgetlijn. Wat is er gebeurd?
A
Blikjes cola zijn duurder geworden.
B
Zijn inkomen is gestegen.
C
Broodjes zijn goedkoper geworden.
D
Blikjes cola zijn goedkoper geworden.
Slide 23 - Quiz
Leerdoelen
Je kunt rekenen met een budgetlijn en veranderingen van de budgetlijn in verschillende contexten toepassen.