Les Neuschwanstein les 1 week 4 dt 3

• Duits
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

Les 1 week 4 mavo 3 dt 3

Deze les:

Woordenlijst Seite 128 en Landeskunde opdracht 46

Doelen deze les:

- Je oefent met de woorden uit de woordenlijst

- Schloss Neuschwanstein leren kennen

Sehenswürdigkeiten Deutschland

Ik ben wel eens op vakantie geweest in Duitsland

1. ja
2. nee

Rügen

Phantasialand

Brandenburger Tor, Berlin

Schloss Neuschwanstein

Münster, Weihnachtsmarkt

Sächsische Schweiz

Docent klikt op pulsjes en afbeeldingen komen in beeld. Docent kan vertellen. Eindigt met Schloss Neuschwanstein ;) Daar staat een stukje van in je boek. Kijk mee.

Docent leest voor!

Logo Disney

Kasteel Doornroosje

Kasteel Assepoester

geïnspireerd door.... ;)

Dit staat in de tekst

Over de tekst geen vragen. Laku opdracht 46 kan gemaakt wordne zelfstandig. 

Vragen tijdens de film:

- Hoeveel dagen heeft Ludwig de 2e in het kasteel gewoond?

- Waarmee wordt de troonzaal vergeleken?

- Is de concertzaal wel eens gebruikt?

- Noem een van de drie technische snufjes die er in het kasteel zitten.

01:08

Hoeveel dagen heeft Ludwig de 2e in het kasteel gewoond?

01:36

Waarmee wordt de troonzaal vergeleken?

01:50

Werd de concertzaal weleens gebruikt?

02:07

Noem een van de drie technische snufjes die er in het kasteel zitten.

Pak nu je Lernliste erbij (Kapitel 3, Seite 128)

Je krijgt een aantal vragen die je met behulp van je Lernliste kunt beantwoorden. Bij de open vragen vul je het Duitse woord in.

Let op het lidwoord en enkelvoud/meervoud!

Was findet man nicht am Bahnhof?

1. der Zug
2. das Gleis
3. der Kreisverkehr
4. das Ticket

Was hat nichts mit Wasser zu tun?

1. die Ampel
2. die Brücke
3. das Schiff

Was hat nichts mit fortbewegen zu tun?

1. zu Fuß gehen
2. Rad fahren
3. fliegen
4. suchen

de plattegrond

oversteken

de metro

Richtig oder falsch?
Die Ampel ist grün, ich kann weiterfahren.

1. richtig
2. falsch

richtig oder falsch?
Ich fliege mit der Straßenbahn nach Hause.

1. richtig
2. falsch

richtig oder falsch?
Der Bus fährt auf dem Gehweg.

1. richtig
2. falsch

Doelen behaald?

- met woordenlijst geoefend

- Schloss Neuschwanstein leren kennen