16 nov_les en herhaling les 26/27

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo, havo, vwo
• Leerjaar 1

Welkom klas!

- in magister zetten

- tot waar met lezen (slide 5)

Op tafel:

- laptop en log in op LessonUp

- Kern

- map

- pen

Welkom klas

Vandaag dag-datum: 

Mededeling

Leesplanning

Herhaling les 26 en 27

Huiswerk nakijken

Nieuwe stof: Les 39 en 40

Mededeling

Zet in je planner: 

Dinsdag 28 november: SO over les 26, 27, 39, 40, 3 en 30. 

Neem mee: laptop + oplader

Leesplanning

• Tot waar moet je deze week zijn met lezen? 
• Tot pagina ...

Herhaling les 26 en 27

Je kunt straks je antwoorden nakijken, 

maar eerst: 

Weet je alles nog over les 26 en 27?

De regels van het zwakke werkwoord gebruik je bij...

1. de tegenwoordige tijd
2. de verleden tijd
3. de toekomende tijd

Wat is het verschil tussen een zwak werkwoord en een sterk werkwoord?

Bij 't ex-kofschip kijk je naar de laatste letter van......

1. de stam
2. ik-vorm

Twijfel je? Zit de letter in 't ex-kofschip?
Nee is een ....

1. D
2. T

't kofschip-x
Wij wandel... in de bergen afgelopen zomer.

1. te
2. de
3. ten
4. den

Les 26, opdracht 2 en 4:

Verbeter met een andere kleur pen. 

Les 27, opdracht 2 en 4:

Verbeter met een andere kleur pen. 

Leerdoelen les 39 en 40

1. T1: je weet dat een voltooid deelwoord een vorm van het werkwoord is die aangeeft dat iets klaar (voltooid) is.
2. T2: je weet dat een voltooid deelwoord kan eindigen op
   -en of op -d of -t.

Het voltooid deelwoord

Het voltooid deelwoord is een vorm van het werkwoord.

Voltooid betekent dat iets klaar of afgelopen is.

Bijvoorbeeld:

Frits heeft zijn fietsband geplakt

Het voltooid deelwoord

Het voltooid deelwoord eindigt op -en of op -d of -t.

Bijvoorbeeld:

gebroken, geschreven

gehoord, gemaakt

Als je een woord langer maakt, 

hoor je of je een -d of een -t moet schrijven.

OPDRACHT

Werk met z'n tweeën met één laptop.

Noteer het voltooid deelwoord van het werkwoord

dat tussen haakjes staat.

Fouten maken mag,

verbeter deze wel.

Tijmen heeft een lekkere appel _____. (schillen)

De gemeente heeft hier veldbloemen _____. (zaaien)

Heeft hij jou voor de gek _____? (houden)

Fleur is over een stoeptegel _____? (struikelen)

De wedstrijd is te laat _____. (starten)

In de tent naast ons werd de hele nacht _____. (snurken)

We hebben gisteren worstjes _____. (braden)

Luuk heeft de bal _____. (vangen)

De vrouw heeft vriendelijk naar hem _____. (knikken)

Björn heeft geld _____ van zijn vriend. (lenen)

Les 40: onregelmatige werkwoorden

Huiswerk

Les 39: opdracht 3 en 4.

Les 40: opdracht 1 en 6.

Lees verder in je leesboek. 

Schrijf de begrippen op die
in deze les zijn teruggekomen.