This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
Strafrecht H1 t/m H3
JAD3 - periode 4
Slide 1 - Slide
"Alleen een wet kan gedrag strafbaar stellen"
A
Waar
B
Niet waar
Slide 2 - Quiz
"Onder formeel strafrecht vallen de strafbepalingen en de straffen + maatregelen"
A
Waar
B
Niet waar
Slide 3 - Quiz
"Op diefstal staat een gevangenisstraf van ten hoogste 4 jaar" Onder welk soort strafrecht valt deze uitspraak?
A
Materieel Strafrecht
B
Formeel Strafrecht
Slide 4 - Quiz
Het wetboek van Strafrecht bestaat uit drie delen, noem deel 1:
Slide 5 - Open question
Het wetboek van Strafrecht bestaat uit drie delen, noem deel 2:
Slide 6 - Open question
Het wetboek van Strafrecht bestaat uit drie delen, noem deel 3:
Slide 7 - Open question
Het verschil tussen een misdrijf en overtreding is bepalend voor de straf die opgelegd kan worden.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 8 - Quiz
Een poging tot een overtreding is strafbaar.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 9 - Quiz
Het uitgangspunt dat de NLse strafwet van toepassing is op iedereen die op Nederlands grondgebied een strafbaar feit pleegt noemen we:
A
Universaliteitsbeginsel
B
Reikwijdte van Strafrecht
C
Territorialiteitsbeginsel
D
Trias Politica
Slide 10 - Quiz
Een strafbepaling bestaat uit drie onderdelen, welke hoort er NIET bij:
A
Kwalificatienorm
B
Daderprofiel
C
Sanctienorm
D
Delictsomschrijving
Slide 11 - Quiz
Iemand is ook strafbaar als hij voldoet aan minimaal 75% van de bestanddelen in de strafbepaling.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 12 - Quiz
Uit hoeveel bestanddelen bestaat de delictsomschrijving van art. 310 Sr? (Diefstal) "Hij die enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort wegneemt, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen......"
A
0
B
4
C
6
D
8
Slide 13 - Quiz
Welke voorwaarden voor strafbaarheid worden niet altijd genoemd in een artikel, maar moet wel aan voldaan worden?
A
Wederrechtelijkheid en schuld
B
Wederrechtelijkheid en Geweld
C
Schuld en bewijsvoering
D
Wederrechtelijkheid en Sanctienorm
Slide 14 - Quiz
Op basis waarvan zit er verschil tussen "schuld in ruime zin" en "schuld in enge zin":