2.1-2.3 Weer

• Natuurkunde
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

Het weer

2.1 Het deeltjesmodel

2.2 Luchtdruk

2.3 Temperatuur

Herhaling 2.1

Moleculen:

- trillen/bewegen en hebben aantrekkingskracht

Herhaling 2.1

Moleculen:

- trillen/bewegen en hebben aantrekkingskracht

3 fasen:

1. vaste stof 2. vloeistof 3. gas

Herhaling 2.1

Moleculen:
- trillen/bewegen en hebben aantrekkingskracht
3 fasen:
1. vaste stof 2. vloeistof 3. gas
Overgangen in het weer:
1. Condenseren & verdampen 2. Rijpen

2.2 Luchtdruk

2.2 Luchtdruk

- meerdere km's lucht boven je 

     hoofd

- meten met barometer

- Eenheid voor druk:

     1 pascal [Pa] 

     1 bar = 1000 mbar = 100.000 Pa

2.2 Luchtdruk

- klein gebied lage luchtdruk

      lagedrukgebied (slecht weer)

- klein gebied hoog luchtdruk

      hogedrukgebied (goed weer)

2.2 Luchtdruk

- Hoe hoger je komt, hoe minder 

     luchtdruk -> merk je aan je 

     holtes

- Overal gelijk dus -> 

     barometer = hoogtemeter

2.2 Luchtdruk

- Deeltjes van een gas duwt 

     tegen buitenkant van een 

     ruimte -> meer deeltjes is 

     meer druk

- Absolute druk =

     luchtdruk + overdruk

     gemeten met een mamometer

2.3 Temperatuur

2.3 Temperatuur

- Celcius [°C]

     0 °C is het vriespunt/smeltpunt 

          van water

     100 °C is het kookpunt/

          verdamppunt van water

2.3 Temperatuur

- Kelvin [K]

     0 K is het koudste wat er bestaat

     273 K is het vriespunt/smeltpunt

          van water (dus 0 °C)

     373 K is het kookpunt/

          verdamppunt van water
          (dus 100 °C)

2.3 Temperatuur

- Vloeistofthermometer

     Vloeistof zet uit door hogere 

     temperatuur

- IJken

     Neem 2 bekende temperaturen 

     (0 °C en 100°C ) en maak een 

     schaalverdeling

2.3 Temperatuur

- Bimetaal

     Metalen zetten verschillend zet 

     uit door hogere temperatuur

- IJken

     Neem 2 bekende temperaturen 

     (0 °C en 100°C ) en maak een 

     schaalverdeling

2.3 Temperatuur

- Elektronische thermometer

     Schakeling reageert op temperatuur

- IJken

     Neem 2 bekende temperaturen 

     (0 °C en 100°C ) en maak een 

     schaalverdeling

Opdrachten

Paragraaf 2.2 -> 1 t/m 11

Paragraaf 2.3 -> 1 t/m 12