v3 taalkundig ontleden basistoets vooraf

toets GRAMMATICA 
week 48 

blz 142-145 (+opdrachten uit het boek)
blz 146 (+ stencils)
blz 150 (+opdracht 1 en 2a)
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

toets GRAMMATICA 
week 48 

blz 142-145 (+opdrachten uit het boek)
blz 146 (+ stencils)
blz 150 (+opdracht 1 en 2a)

Slide 1 - Slide

Welk woord is een voorzetsel?
A
de
B
naast
C
fietsen
D
fles

Slide 2 - Quiz

Welk telwoord is:

Honderdste
A
hoofdtelwoord
B
rangtelwoord

Slide 3 - Quiz

Zijn is een koppelwerkwoord
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

Welk telwoord is:

Veel
A
hoofdtelwoord
B
rangtelwoord

Slide 5 - Quiz

Wat voor soort woord is

rijdt
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
voorzetsel

Slide 6 - Quiz

Welk woord is geen voegwoord?
A
Een
B
En
C
Of
D
Maar

Slide 7 - Quiz

want =
A
voegwoord
B
lidwoord

Slide 8 - Quiz


A
voorzetsel
B
bijvoeglijk naamwoord
C
zelfstandig naamwoord

Slide 9 - Quiz

Hij fietst naar school.
fietst=
A
koppelwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
hulpwerkwoord

Slide 10 - Quiz

Kijk me eens aan!
A
aan is geen bijwoord
B
aan is een bijwoord

Slide 11 - Quiz

Ik wens je een heel fijne vakantie.
A
fijne is een bijwoord
B
fijne is geen bijwoord

Slide 12 - Quiz

Aardig
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 13 - Quiz

Het
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 14 - Quiz

Gedachte
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 15 - Quiz

op
A
lidwoord
B
voorzetsel
C
werkwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 16 - Quiz

Jumbo
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 17 - Quiz

Het weer was erg slecht vandaag.
A
erg is een bijwoord
B
erg is geen bijwoord

Slide 18 - Quiz

Ze BLIJFT een apart geval.
A
Koppelwerkwoord
B
Hulpwerkwoord
C
Zelfstandig werkwoord

Slide 19 - Quiz

welk telwoord is:

eerste
A
hoofdtelwoord
B
rangtelwoord
C

Slide 20 - Quiz

omdat is een
A
nevenschikkend voegwoord
B
onderschikkend voegwoord

Slide 21 - Quiz