Les 18: s of z

s - z
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NT2ANT2+Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

s - z

Slide 1 - Slide

s

Slide 2 - Slide

Luister en zeg na (twee keer).

Slide 3 - Slide

soep

Slide 4 - Slide

stoel

Slide 5 - Slide

zussen

Slide 6 - Slide

vissen

Slide 7 - Slide

springen

Slide 8 - Slide

saai 
sap 
sar 
sas 
soos

sof 
sok 
sol 
som 
sop

cel 
set 
si 
sier 
sik


sip 
sis 
suf 
sul 
sus


soep soes 
suis 
saus 
sijs

Slide 9 - Slide

basis fase Pasen wasem assen asiel bassen cassis dassen gassen jassen

kassa kassen lassen lasso massa massaal passen passie rassen tassen wassen

dosis pose ossen bossen dossen hossen losse lossen mossel mossen rossen


tossen vossen gesel hese racen bessen hessen lessen messen zessen sisal


visum gissen missen nissen sissen vissen vissoep wissel wissen bussen kussen

lussen mussen Russen sussen tussen zussen heuse kuisen ruisen

Slide 10 - Slide

Schrijf woorden met de klank "s".
timer
2:00

Slide 11 - Open question

Slide 12 - Link

Kies op de volgende dia 16 woorden uit.
Schrijf ze op de bingo-kaart.
In elk vakje 1 woord.
We spelen bingo.

Slide 13 - Slide

aas 
baas daas gaas haas kaas
sof 
sok 
sol 
som 

bas 
das 
gas 
jas 
kas 
las
sip 
sis 
suf 
sul 

boos doos hoos loos poos roos
sus
sop
sijs
bassen
los 
mos 
ros 
tos 
vos 
hees
soep soes 
suis 
saus

es 
bes 
hes 
les 
mes 
zes
kassa kassen lassen lasso
saai 
sap 
sar 
sas 
soos
ossen bossen dossen hossen losse

Slide 14 - Slide

z

Slide 15 - Slide

Luister en zeg na (twee keer).

Slide 16 - Slide

zaag

Slide 17 - Slide

zoeken

Slide 18 - Slide

vazen

Slide 19 - Slide

wijzer

Slide 20 - Slide

bezem

Slide 21 - Slide

zaad 
zaag 
zaai 
zaak 
zaal 
zak 
zal 
zat 
zo

zoog zooi 
zool zoom zoon 
zon 
zot 
zee 
zeef
zeem 
zeep 
zeer 
zeg 
zes 
zet 
ziek 
ziel 
zien

zier 
ziet 
zich 
zin 
zit 
zuur 
zus 
zoef zoek

zoem zoen zoet zeug zeul zeur zuid zuig zuip

zout zeik 
zeil 
zeis 
zij 
zijn

Slide 22 - Slide

azen 
bazen 
gazon 
hazen 
kazen 
mazen 
razen 
vazen 
boze 
dozen

hozen
lozen rozen ezel bezem deze Jezus lezen mezen pezen
wezel wezen biezen kiezen liezen niezen vieze muziek ruzie hoezen

poezen soezen keuze leuze neuzen reuzen buizen duizel huizen luizen

muizen suizen pauze sauzen keizer reizen lijzig rijzig wijzen wijzer

Slide 23 - Slide

Schrijf woorden met de klank "z".
timer
2:00

Slide 24 - Open question

Slide 25 - Link

Slide 26 - Link

- Ik zeg een woord.
- Hoor je s of z?
- Omcirkel het goede antwoord.

Voorbeeld 1: sok
Voorbeeld 2: slaap

(Daarna het digibord uitzetten/bevriezen!)

(Blad op J-schijf in bestand
auditieve discriminatie.)

Slide 27 - Slide