Les 28 2H schooljaar 2024/25 (kw 2)

1 / 22

Slide 1: Slide

DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Lesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Hallo Klasse 2H1

Slide 2 - Slide

Vooruitzicht
Keuze maken
Hausaufgaben für 13 Januar
Proefwerk 2

Wiederholung Modale Verben
Wiederholung zwakke werkwoorden

Einladung schreiben

Du oder Sie?

Slide 3 - Slide

Vooruitzicht

toets voorbereiding

Herhaling van Kapitel 2 woordenschat

Herhaling grammatica Kapitel 2

we beginnen met Kapitel 3

vrijdag 17 jan oefentoets

Slide 4 - Slide

Keuze maken

1. Elke keuze die je vandaag maakt, bouwt mee aan wie je morgen wordt.

2. Je hebt niet altijd controle over wat er gebeurt, maar wel over hoe je erop reageert.

3. Wat je regelmatig doet, wordt je gewoonte, en je gewoontes bepalen je leven.

Slide 5 - Slide

Huiswerk

HAUSAUFGABEN:

Bis Montag 13 Januar

Kapitel 2

Wortschatz und Redemittel lernen

Slide 6 - Slide

Proefwerk 2

woordenschat en Redemittel (idioom) Kapitel 2- Köln
zwakke werkwoorden met stam -d of -t (E-ST-T-EN-T-EN)
voltooid deelwoord
telwoorden t/m 1000
het geslacht van een zelfstandig naamwoord
modale werkwoorden in tegenwoordige tijd
het persoonlijke voornaamwoord

Slide 7 - Slide

Wiederholung

Modale Verben

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Geburtstag!

Alles Liebe zum Geburtstag!!!

Ich lade euch alle ein.

Slide 10 - Slide

Einladung

Schreibe eine Einladung.
Wann-Datum, Tag
Wo-Platz, Ort
Wer-Name
Was-Geschenk, Essen?
Thema/ Motto?

Arbeite in Duo's (met jouw buurman/-vrouw).
Du hast 10 Minuten Zeit.
www.uitmuntend.de

timer

10:00

Slide 11 - Slide

Fertig?

ruil met jouw achterbuurman/-vrouw de uitnodiging
controleer gevolgd:

staat alle noodzakelijke informatie erop?
weet jij waar & waneer je moet zijn?
moet je iets meebrengen of meenemen voor het feestje?
Is het een Motto-feestje?
Moet je tevoren aangeven of je komt?
Is de uitnodiging informatief of creatief? 😉

timer

5:00

Slide 12 - Slide

du oder Sie?

jij of u?

Wanneer gebruik je wat? Er zijn regels voor:

Slide 13 - Slide

Grammatik: Du oder Sie?

Slide 14 - Slide

Ouder dan 16 en jij bent jonger dan 16?

du/jij/

Sie/u

Slide 15 - Quiz

Familieledens (ooms, tantes, neven, nichten, opa's en oma's en ouders)

Sie

Slide 16 - Quiz

Vrienden en vriendinnen

Sie

Slide 17 - Quiz

Mensen die je niet kent

Sie

Slide 18 - Quiz

Noch Zeit?

beginnt mit lernen

Slide 19 - Slide

Ausblick zur nächsten Stunde

Kapitel 3- Wien

Slide 20 - Slide

Fragen? fragen!

Slide 21 - Slide

Tschüss, bis zum nächsten Mal!

Slide 22 - Slide