2e tijdvak 2018

1 / 13
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 13 slides, with text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

maximumscore 1 Door dreigende onrust in Europa (revoluties) krijgt Nederland een nieuwe grondwet die democratischer is, waarbij de burger meer inspraak krijgt. Thorbecke krijgt opdracht nieuwe grondwet te schrijven waarbij de koning minder macht krijgt en de ministers meer.
1
maximumscore 2 De politieke stroming waartoe Thorbecke behoort is het liberalisme 1 •De opvatting over de rol van de overheid is dat deze zo klein mogelijk moet zijn (wat van toepassing is op de Armenwet, omdat het in die wet bij de armenzorg om liefdadigheid gaat/ omdat het niet gaat om een taak van de overheid)
2
A
3

Slide 2 - Slide

maximumscore 2 Vóór het parlementsgebouw omdat dat het politieke hart is waarvoor Thorbecke (o.a door zijn nieuwe grondwet) veel betekend heeft / omdat hij (door de nieuwe grondwet) het parlement meer macht heeft gegeven 1 •Koning Willem III wilde het standbeeld niet vóór het parlementsgebouw hebben, omdat de koning/het staatshoofd dankzij (de grondwet van) Thorbecke minder macht had gekregen / omdat hij geen voorstander was van de nieuwe grondwet.
4
B
5
B
6
D
7

Slide 3 - Slide

maximumscore 2

8
De persoon die werd vermoord was Frans Ferdinand.De stad waar dit gebeurde was Sarajevo.
9
c
10

Slide 4 - Slide

de Oranjeboom/het koningshuis centraal staat.
−de revolutiepoging wordt vergeleken met het kwaad
−het leger  positief wordt afgebeeld / de arbeiders negatief worden afgebeeld (onrustig en wanordelijk)
11
de reden voor het geschenk was dat Belgische vluchtelingen/militairen door de Nederlanders/(het neutrale) Nederland opgevangen waren tijdens de Eerste Wereldoorlog
12
B
13
Bruikbaar, omdat −Hitler als soldaat mee had gevochten .− een ooggetuige/tijdgenoot was.•
Minder betrouwbaar, omdat1 −Hitler de gebeurtenissen opzettelijk anders heeft voorgesteld (om aanhangers te winnen). Hij een politieke bedoeling had met de beschrijving van zijn herinnering.−het de mening is  van slechts één persoon.
14
Lebensraum
15

Slide 5 - Slide

Bij zin 1 hoort republiek.
Bij zin 2 hoort democratisch.
Bij zin 3 hoort afgenomen
16
B
17
maximumscore 2 In de tijd dat Colijn minister-president was, kende Nederland een economische crisis met een grote werkloosheid. Daarom voerde hij een aanpassingspolitiek om te bezuinigen.  Voor werkloze burgers werden door de overheid werkverschaffingsprojecten opgezet.
18
−Kenmerk zuiveringen, omdat de afbeeldingen het verdwijnen van verschillende leiders/het alleen overblijven van Stalin laten zien.
−Kenmerk indoctrinatie, omdat het gebruik van de afbeeldingen  een politiek correct beeld wil geven van historische gebeurtenissen / de bevolking wil laten vergeten dat deze personen ooit met Stalin hebben samengewerkt.
19

Slide 6 - Slide

De kenmerken 2 (= collectivisatie), 4 (= strafkampen) en 5 (= terreur).
20
Juiste keuze, want −na de Eerste Wereldoorlog wilde men een nieuwe oorlog voorkomen of Duitsland moest integreren in de internationale gemeenschap / een Duits isolement was niet gewenst. of Frankrijk en GB hadden tijd nodig om de eigen bewapening op peil te brengen, voor het geval de appeasement-politiek mislukte.
21.1
(Rijks)Kristallnacht / Novemberpogrom
22
•2 (= gelijkschakeling)1 •4 (= rassenwetten)
23
Veel kritiek, omdat :Hitler zijn grondgebied  had kunnen uitbreiden ) of dat Hitler zijn gang kon gaan/te zacht werd aangepakt of dat veel bepalingen van het Verdrag van Versailles waren opgeheven (waardoor Hitler makkelijker een oorlog kon beginnen) of Tsjecho-Slowakije het slachtoffer werd van deze politiek.−de appeasement-politiek de oorlog niet heeft kunnen voorkomen.
21.2

Slide 7 - Slide

maximumscore 2 Eerst 1, dan 4, daarna 3, vervolgens 2 en ten slotte 5
24
B
25
maximumscore 1 Uit het antwoord moet blijken dat het hier gaat om de Slag om Engeland / the Battle of Britain.
26
−De kerkleiders hadden een grote aanhang (en die zou in verzet kunnen komen).
−De bezetter wilde zo weinig mogelijk weerstand oproepen bij de Nederlandse bevolking.
−De bezetter hoopte de bevolking te winnen voor het nationaal-socialisme.
27

Slide 8 - Slide

Eerst 3, dan 1 en ten slotte 2
31
Bij toespraak 1 hoort Stalin.
Bij toespraak 2 hoort Roosevelt.
Bij toespraak 3 hoort Churchill.
30
Goed om in functie te blijven, want dan konden ze nog (een beetje) invloed uitoefenen/verzet plegen/orde en rust bewaren /  want een NSB-er als burgemeester zou harder/fanatieker optreden
29
Alleen met behulp van distributiebonnen kon een burger (legaal/minder duur dan op de zwarte markt) voedsel/goederen kopen
•en dat was nadelig voor onderduikers, omdat zij zich niet (in het openbaar) konden/wilden melden/legitimeren (terwijl dat wel nodig was om aan bonnen te komen)
28

Slide 9 - Slide

maximumscore 1 Uit het antwoord moet blijken dat het gaat om de capitulatie/overgave van Japan
32
maximumscore 2 •(onderdeel) 3 1 •(onderdeel) 5
33
C
34
maximumscore 1 Uit het antwoord moet blijken dat het gaat om een verwijzing naar de Tweede Wereldoorlog/de Duitse bezetting van Nederland
35
Voorbeeld van een juist antwoord is:•militair bondgenootschap: NAVO •economische organisatie: EGKS / (E)EG
36

Slide 10 - Slide

maximumscore 2 •optimisme vanaf 1989 (één van de volgende):1 −het einde van de Koude Oorlog −het uiteenvallen van de Sovjet-Unie−de eenwording van Duitsland•
het verdwijnen van het optimisme vanaf 2001 (één van de volgende):1 −de (terroristische) aanslagen (in New York) van 9 september 2001 −de opkomst van internationaal terrorisme−het toenemen van internationale spanningen
40
maximumscore 2 •1965-1970: de Praagse Lente 
•1985-1990: het (begin van het) einde van communistisch Oost-Europa / Fluwelen Revolutie
39
Eerst 1, dan 3, daarna 5, vervolgens 2 en ten slotte 4
38
D
37

Slide 11 - Slide

B
41
C
42
D
43
Uit het antwoord moet blijken dat de bewering juist is, omdat bellen naar landen binnen de Europese Unie goedkoper is dan bellen naar landen buiten de Europese Unie
44

Slide 12 - Slide

maximumscore 2 Eerst c, dan a, daarna f, vervolgens letter e, daarna b en ten slotte d.
46
Bij foto a hoort titel 6 (= Pools-Duitse grens).
Bij foto b hoort titel 2 (= de Berlijnse Muur).
Bij foto c hoort titel 3 (= de Dodendraad).Bij foto d hoort titel 4 (= gevangenenkamp opgezet na de aanslag op 11-9).
Bij foto e hoort titel 5 (= het IJzeren Gordijn).
Bij foto f hoort titel 1 (= Auschwitz).
45

Slide 13 - Slide