par. 4.1 Van eicel tot baby

1 / 42
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Voortplanting en seksualiteit

Slide 2 - Slide

leerdoelen
Je leert de verschillen tussen de bouw en functie van de mannelijke en vrouwelijke voortplantingsorganen en je leert hoe een zygote zich ontwikkelt tot foetus.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Oefenen
Gebruik de volgende dia's om te oefenen

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Link

Slide 13 - Link

Slide 14 - Slide

vrouwelijke voortplantingsorganen

• eierstokken;
• eileiders;
• baarmoeder;
• vagina.

Zie Binas 86B

Slide 15 - Slide

eierstokken
  • formaat pruim
  • rijping eicellen
  • eicel in follikel 
  • eisprong (ovulatie) = rijpe eicel barst uit follikel
  • eileider ligt er als trechter overheen (eileider buisje van 15 cm lang)
  • peristaltische beweging en trilharen vervoeren eicel
  • eicel sterft na 24 uur
  • bevruchte eicel doet er een paar dagen over om de baarmoeder te bereiken

Slide 16 - Slide

baarmoeder
formaat peer
gespierde wand
binnenkant slijmvlies
iedere maand wordt het slijmvlies dikker voor eventueel embryo
geen embyro? slijmvlies laat los = menstruatie

Slide 17 - Slide

vagina en schaamlippen
  • vagina
- ongeveer 10 cm lang
- buisvormig
- flexibele wand
- kliertjes houden wand vochtig en vocht beschermt tegen schimmels en bacteriën
- kliertjes produceren meer vocht bij seksuele opwinding
  • binnenste schaamlippen (dunner, onbehaard)
  • buitenste schaamlippen (behaard)

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

tijdens de sex
  • Vagina kan oprekken (15 cm doorsnede, er moet immers een baby doorheen passen). In rust 7 - 10 cm diep, bij seksuele opwinding iets dieper.
  • Begin (1/3) vagina is nauwer, de bekkenbodemspieren liggen hier omheen.
  • In rust liggen wanden vagina tegen elkaar.
  • Binnenkant geribbeld, eerste ribbel kan hoger zijn = maagdenvlies.

Slide 20 - Slide

maagdenvlies
Die ribbel noem je het hymen. 

Dat er een 'vlies' doorgeprikt moet worden is totale onzin.

Tijdens de sex kan (in gespannen toestand) dit vlies iets beschadigen, daardoor gaan bloeden, maar is TOTAAL ONNODIG, als je voorzichtig bent, de tijd neemt en allebei ontspannen bent.

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Oefenen
Gebruik de volgende twee dia's om te oefenen

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Link

Slide 25 - Link

Kenmerken
Primair: de geslachtsdelen (vrouwen: 2 keer X chromosoom,
mannen: 1 X en 1 Y-chromosoom, blz. 125)
Secundair: b.v. schaamhaar, spiermassa, borstgroei, bredere heupen (o.i.v. hormonen, start in puberteit)
Tertiair: gedrag

Slide 26 - Slide

geslachtscellen
De voortplantingscellen

Man - zaadcellen
Vrouw - eicellen

Geslachtscellen bevatten de helft van alle chromosomen (één van ieder paar) zodat bij de bevruchting 23 + 23 = 46 chromosomen in de bevruchte eicel terechtkomen (= zygote)

Slide 27 - Slide

bevruchting
300 miljoen zaadcellen komen vrij bij een zaadlozing

een paar honderd bereiken de eicel in de eileider

- zaadcellen leven enkele dagen in lichaam vrouw
- eicel ongeveer 24 uur 
- daarna alles opgeruimt door witte bloedcellen v/d vrouw

Slide 28 - Slide

zygote
snelste zaadcel dringt door het celmembraan v/d eicel
staartje laat los, kop met kern (23 chromosomen) komt binnen

het celmembraan v/d eicel wordt direct ondoordringbaar voor andere zaadcellen

eicel is nu een zygote en gaat zich delen

Slide 29 - Slide

Klievingsdelingen
Bij de eerste delingen vindt er geen celgroei plaats: dit noem je klievingsdelingen

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Link

Slide 32 - Video

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Link

In welk deel van de vrouwelijke geslachtsorganen ontmoet de eicel de zaadcellen?
A
Eierstok
B
Trechter
C
Eileider
D
Baarmoeder

Slide 36 - Quiz

Wanneer vindt de innesteling plaats?
A
Voor de bevruchting
B
Tijdens de bevruchting
C
Na de bevruchting

Slide 37 - Quiz

Hoe noemen we een baby na de innesteling
A
embryo
B
foetus
C
zygote
D
eicel

Slide 38 - Quiz

Zijn bij een embryo de vruchtvliezen gevormd door de moeder of door het embryo? En de navelstreng?
A
Allebei door de moeder
B
Vruchtvliezen door moeder, navelstreng door embryo
C
Vruchtvliezen door embryo, navelsteng door moeder
D
Allebei door embryo

Slide 39 - Quiz

primaire kenmerken ontstaan in de puberteit
A
juist
B
onjuist

Slide 40 - Quiz

Ontstaan secundaire geslachtskenmerken in de puberteit?
A
ja
B
nee

Slide 41 - Quiz

Slide 42 - Slide