boek/filmopdracht

Boek- filmopdracht
Het vergelijken van het boek met de bijbehorende film
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Boek- filmopdracht
Het vergelijken van het boek met de bijbehorende film

Slide 1 - Slide

Wat kan ik straks?
Aan het eind van deze opdracht kun je:

-De verschillen benoemen tussen boek en film.
-Uitleggen wat de sterke en zwakke punten zijn van boeken en
  films.
- Een boek en film vergelijken en beoordelen.

Slide 2 - Slide

Boek- en filmopdracht
- Trailer kijken van de film 'Kappen' naar een boek van Carry Slee.
- Lees je liever het boek of kijk je liever de film? Beargumenteer
  je antwoord.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Slide

Een .... heeft de leiding over de film.
A
acteur
B
regisseur
C
figurant
D
opnameleider

Slide 6 - Quiz

De plaats waar gefilmd wordt noem je....
A
locatie
B
decor
C
coulissen
D
podium

Slide 7 - Quiz

Losse filmopnamen aan elkaar zetten, noem je ..........
A
arrangeren
B
speculeren
C
genereren
D
monteren

Slide 8 - Quiz

Een filmopname van zeer dichtbij is een .......... .
A
close-up
B
wide shot
C
kikkerperspectief
D
medium shot

Slide 9 - Quiz

Een ………. speelt een onbelangrijke rol.
A
acteur
B
setdresser
C
figurant
D
regisseur

Slide 10 - Quiz

boek vs film
-Blijft de film trouw  aan het verhaal?
-Verschil verfilming: in de film kun je zien en horen wat in een boek met woorden wordt beschreven.
-Geluiden en muziek spelen in de film een belangrijke rol. 
-De opstelling en instelling van een camera kunnen het beeld  steeds laten wisselen: recht van voren, van opzij enzovoort.

Slide 11 - Slide

Fictiebegrippen personagee.      
- Elk personage heeft een bepaald DOEL in een verhaal (iemand bevrijden, die liefde veroveren, die wedstrijd winnen).

- Elk personage ondervindt HINDERNISSEN (obstakels) bij het bereiken van zijn of haar doel.

- Elk personage OVERWINT deze obstakels.

Slide 12 - Slide

Opdracht
1. Bedenk wat het doel is van de hoofdpersoon in jullie boek. 
2. Hoe wordt hij tegengewerkt (obstakels)?
3. Is er een tegenstander en zo ja wie?
4. Heeft hij of zij een helper en zo ja, wie?
5. Hoe overwint het personage de hindernissen?

Slide 13 - Slide

Fictiebegrippen tijd/ruimte.        
TIJD:  In welke tijd speelt het verhaal zich af?
            Waar kun je dat aan zien?

RUIMTE: Locatie: Waar speelt het verhaal zich af?
                                     Hoe wordt dat zichtbaar gemaakt?
                  Het weer: Wat zijn de weersomstandigheden? Zegt dat iets over het verhaal? Is dat in het boek en in de film hetzelfde?



Slide 14 - Slide