10e les

1 / 30
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

AUJOURD' HUI 
  • Huiswerk check met dobbelsteen
     (contrôle des devoirs avec le dé)
  • Herhalen/ révision: être
    Exercice 8E en 8F nakijken
  • Nieuw: Het lidwoord page 25, 26, 27
  • IL(S)/ ELLE(S) page 28

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Link

Slide 4 - Link

LATIJN LEERLINGEN 
  • EXTRA huiswerk voor dinsdag 5 oktober.
  • Je hebt  één week de tijd om dit extra huiswerk te maken. 
  • Email mij indien er vragen zijn. 


Slide 5 - Slide

Vocabulaire de classe page 24
exercice 14 page 24

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Link

ÊTRE

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Link

En ken je de présent (tegenwoordige tijd) 
van être nog?

Slide 10 - Slide

être Exercice 8E page 47
  • 1 je suis
  • 2 elle est
  • 3 vous êtes
  • 4 tu es
  • 5 elles sont
  • 6 c’est

Slide 11 - Slide

être Exercice 8F page 47
1 Tu es
2 je suis
3 il est
4 Ils sont
5 Vous êtes
6 c’est
7 Nous sommes
8 On est

Slide 12 - Slide

Livre page 25   -  Boek p. 25

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Link

Slide 15 - Slide

Exercice 16 A page 25
  • 1 la piscine
  • 2 le camping
  • 3 le terrain de foot
  • 4 la maison
  • 5 un arbre
  • 6 un restaurant
  • 7 un hôtel
  • 8 une terrasse


Slide 16 - Slide

Exercice 16 B 1&2 page 26
  • a        de jongen  --> b      de jongens
  • c        het meisje --> d      de meisjes
  •  e       een jongen --> f           jongens
  • g       een meisje --> h            meisjes

  • Voor een mannelijk woord staat le of un.
  •  Voor een vrouwelijk woord staat la of une.
  •  Voor meervoudswoorden gebruiken we les of des.

Slide 17 - Slide

Exercice 16 B 3 page 25

Slide 18 - Slide

Exercice 16 B 4-5 page 25
  • 4 l’hôtel
  •  Het woord begint met een h die je niet uitspreekt. De volgende letter is een klinker.
  • 5 Les wordt vertaald met de
  • 5 des wordt niet vertaald.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Exercice 16 B 4-5 page 25
  • 4 l’hôtel
  •  Het woord begint met een h die je niet uitspreekt. De volgende letter is een klinker.
  • 5 Les wordt vertaald met 
  • 5 des wordt niet vertaald.

Slide 21 - Slide

Hoe spreek deze woorden je uit? 
  • de           des
  • le             les
  • le             la

  • un            une
  

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Link

la fille ---> les filles
une fille --> des fille

In het meervoud 
komt er achter het zelfstandig naamwoord een -s

Slide 24 - Slide

Aan het werk!  Travaillez! 
 stil in de klas


  • Maak Exercice 16 C et 16 D page 27
  • Lees 1.3 IL(S)  en ELLE(S)  page 28
  • Maak exercice 16 E
  • Snel klaar? Probeer Feuilleton page 43 te lezen. 

Slide 25 - Slide

Exercice 16 C. 1
  • 1 le
  • 2 la
  • 3 l'
  • 4 l'
  • 5 les

Slide 26 - Slide

Exercice 16 C. 2
  • 1 un
  • 2 une
  • 3 une
  • 4 un
  • 5 des

Slide 27 - Slide

Exercice 16 D
  • 1 l’école
  • 2 la classe
  • 3 les textes
  • 4 des garçons
  • 5 l’ami
  • 6 des hôtels
  • 7 un quartier
  • 8 les maisons

Slide 28 - Slide

Exercice 16 E
  • 1 elle
  • 2 ils
  • 3 elle
  • 4 ils
  • 5 elle
  • 6 elles

Slide 29 - Slide

Het persoonlijk voornaamwoord
IL(S)    ELLE(S)

  • je gebruikt ze bij personen én dingen (of zelfstandige naamwoorden)
  • Met IL of ILS verwijs je naar een mannelijk woord.
  • Met ELLE of ELLES verwijs je naar een vrouwelijk woord.

Slide 30 - Slide