vwo 3 - schrijven - H4 - betoog

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

Welkom! Deze les

• Bespreken vorige les/onderscheiden standpunt, argumenten, tegenargument en weerlegging.
• Theorie --> Schrijven, hfst. 4, blz 120.

Let op: dinsdag 2 februari betoog geschreven (opdr. 2/3 blz. 121)

~ BETOOG SCHRIJVEN ~ BETOOG SCHRIJVEN ~ BETOOG SCHRIJ

bespreken vorige les

onderscheiden van:

standpunt, 

argumenten, 

tegenargument  

weerlegging.

-->maak opdracht 1, blz. 115. Vergelijk de zinnen eens met de antwoorden op de startopdracht!

Wat voor tekstvorm staat centraal in schrijven hoofdstuk 4?
(boek blz. 120)

1. uiteenzetting
2. instructie
3. betoog
4. nieuwsbericht

Het betoog

Een betoog is een tekstvorm, waarmee je jouw mening kunt delen met anderen. Je wilt de ander daarbij overtuigen (doel).

Hoe doe je dat ?

Check door middel van de volgende vragen of je daar  iets van weet.

Wat is het tekstdoel van een betoog?

1. informeren
2. amuseren
3. activeren
4. overtuigen

Welke structuur past het beste bij een betoog?

1. vraag- antwoordstructuur
2. aspectenstructuur
3. voor- en nadelenstructuur
4. argumentatiestructuur

Hoe overtuig je de lezer in een betoog?

1. door een anekdote te vertellen
2. door zijn aandacht te trekken
3. door argumenten te geven
4. door je mening te geven

Mening en argumenten

In een betoog geef je je mening, en deze ondersteun je met argumenten. Wat weet je nog van het gebruik van argumenten?

Een argument...

1. ondersteunt het onderwerp van de tekst
2. ondersteunt de mening die je verdedigt
3. staat in de inleiding van de tekst
4. vind je pas in het slot van een tekst

Een argument...

1. kan uit feiten bestaan
2. kan uit een mening bestaan
3. mag nooit een mening zijn
4. mag nooit een feit zijn

Een argument kondig je aan door...

1. de tekst vet te maken
2. signaalwoorden te gebruiken
3. het een paar keer te herhalen
4. je mening te geven

Signaalwoorden

In een betoog gebruik je verschillende signaalwoorden.

Dat doe je in de inleiding, maar ook in de kern (en in het slot). Argumenten kondig je aan met signaalwoorden, maar ook het tegenargument en de weerlegging worden duidelijker door het gebruik van signaalwoorden. (Ook wordt er gebruik gemaakt van structurerende zinnen.)

Een argument is onderdeel van het...

1. opsommend verband
2. voorwaardelijk verband
3. redengevend verband
4. voorbeeldgevend verband

Welke signaalwoorden past het beste bij een redengevend verband?

1. dus, kortom, bijvoorbeeld
2. daarentegen, want, dus
3. want, immers, namelijk
4. als, al bij al, concluderend

Een tegenargument daarentegen, is onderdeel van een...

1. opsommend verband
2. tegenstellend verband
3. voorbeeldgevend verband
4. voorwaardelijk verband

Welke signaalwoorden passen het best bij een tegenstellend verband?

1. maar, immers, dus
2. want, concluderend, daarentegen
3. toch, concluderend, dus
4. toch, maar, daarentegen

Conclusie

In een conclusie deel je de genadeklap uit aan je publiek. Je herhaalt er je mening/standpunt en je gebruikt je belangrijkste argument om die mening nog eens kracht bij te zetten. Als je daarna nog een leuk zinnetje als uitsmijter hebt, dan is je verhaal compleet. 

Met welke signaalwoorden kun je de conclusie het beste inleiden?

1. dus, kortom, concluderend
2. dus, want, concluderend
3. immers, kortom, concluderend
4. immers, dus, want

Wat vind jij?

Op de volgende dia's volgen stukjes tekst uit betogen die leerlingen hebben geschreven. Wat kan beter?

De conclusie samengevat is dat de dieren niet in een dierentuin thuis horen. Ze horen in het wild te leven.

1. De mening moet weg.
2. Er moet een feit bij.
3. Er mag een signaalwoord bij.
4. Er mag een signaalwoord weg.

Steun de dieren door het niet meer bezoeken van dierentuinen, geen geld er meer aan uitgeven.

1. De incongruentie moet opgelost worden.
2. Van deze zin moet je twee zinnen maken.
3. De gebiedende wijs mag weg.
4. Er mag een feit bij.

Als allereerst kunnen ze over gekocht zijn uit bijvoorbeeld China.

1. Je kunt hier beter twee zinnen van maken.
2. Gebruik liever een redengevend signaalwoord.
3. Vervang 'als allereerst' door 'ten eerste'.
4. Geef meer voorbeelden in deze zin.

huiswerk:

Maandag 25 januari: Opdracht 1, blz. 121 (foto!)

Nakijken opdrachten lezen, week 3 (antwoorden in Teams)

• 
  
• 
  
• Dinsdag 2 februari: betoog geschreven (Teams-opdrachten) én je stuurt je betoog (voor de les) door naar klasgenoot, die volgens alfabetische klassenlijst na jou komt (peerfeedback).