8.5 (klas 1)

Welkom

Leesvaardigheid
Hoofdzaken en kernzinnen
Nederlands
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 2 min

Items in this lesson

Welkom

Leesvaardigheid
Hoofdzaken en kernzinnen
Nederlands

Slide 1 - Slide

Lesprogramma
  • Leerdoelen uitleg
  • Theorie
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiten

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • weet je wat hoofdzaken, bijzaken en kernzinnen zijn.

  • kun herkennen en uitleggen hoe je hoofdzaken en kernzinnen kunt vinden.

  • kun je het verschil tussen hoofd- en bijzaken in eigen woorden uitleggen.

  • kun je van een gegeven tekst zelfstandig de kernzinnen vinden.

Slide 3 - Slide

Hoe vind je het onderwerp van een tekst?

Slide 4 - Open question

Het onderwerp
Het onderwerp van een tekst vind je door te letten op: 
  • de titel
  • de eerste zin of de eerste alinea 
  • een afbeelding bij de tekst 
  • tussenkopjes en vetgedrukte of onderstreepte woorden in de tekst 

Slide 5 - Slide


Dus het onderwerp van een tekst is waar de tekst over gaat in een of enkele woorden

Slide 6 - Slide

Leg in eigen woorden uit wat de hoofdzaken in een tekst zijn?

Slide 7 - Open question

Hoofdzaken
  • Wat belangrijk is in een tekst.

  • Hoofdzaken lees je vaak in de inleiding, in het slot en in de kernzin van elke alinea.

  • Tussenkopjes en anders gedrukte woorden kunnen ook helpen om hoofdzaken te vinden.

Slide 8 - Slide

Hoofdzaken
Hoe en waar vind je de hoofdzaken?

  • Vaak in de eerste, de tweede en/of de laatste zin van een alinea.
  • Daartussen staan vaak voorbeelden, toelichtingen of een verdere uitleg, dat zijn bijzaken.
    Denk aan de hamburger... 

Stel jezelf de volgende vragen:
  1. Heb ik deze zin nodig om de tekst/de alinea goed te begrijpen?
  2. Wat zegt deze zin over het (deel)onderwerp?

Let op: sommige alinea's bevatten geen hoofdzaken.
Hoofdzaken (structuur)
Hoofdzaken (structuur)
Bijzaken (vulling)

Slide 9 - Slide

Wat is de hoofdzaak?
Alle leerlingen van klas twee hebben voor de herfstvakantie de boswachter geholpen.
De leerlingen moesten op de fiets naar het bos.
In het bos werden ze in groepen ingedeeld.
A
Alle leerlingen van klas twee hebben voor de herfstvakantie de boswachter geholpen.
B
De leerlingen moesten op de fiets naar het bos.
C
In het bos werden ze in groepen ingedeeld.

Slide 10 - Quiz

Kernzinnen
  • In een kernzin zet een schrijver vaak het belangrijkste van de alinea: de hoofdzaak.

  • Andere zinnen bevatten bijzaken, minder belangrijke dingen.

  • Een alinea kan meerdere hoofdzaken bevatten, maar heeft maar één kernzin

Slide 11 - Slide

Kernzinnen
  • Een kernzin is vaak de eerste of de laatste zin van de alinea.

  • Soms is er geen duidelijke kernzin.
    Die moet dan zelf gemaakt worden door een zin te maken met het kernwoord.

Slide 12 - Slide

Stappenplan
  • Stap 1: bepaal het (deel)onderwerp.

  • Stap 2: bepaal het doel van de alinea

  • Stap 3: zoek de belangrijkste zin.

  • Stap 4: kijk of er nog meer belangrijke zinnen zijn.
  • Zo ja, bedenk welke zin de alinea het beste weergeeft en noteer die zin als kernzin.

Slide 13 - Slide

Wat is het onderwerp van de tekst?

Slide 14 - Open question

Wat is de functie van de inleiding van de tekst 'Jongeren en het gebruik van sociale media'?
A
Het onderwerp aankondigen.
B
Een kort, grappig of bijzonder verhaaltje vertellen.
C
Een of meer vragen stellen.
D
De aanleiding voor het schrijven van de tekst noemen.

Slide 15 - Quiz

Wat is het doel dat de schrijver heeft met de tekst?
A
Amuseren
B
Instrueren
C
Activeren
D
Informeren

Slide 16 - Quiz

Wat is de functie van het slot van de tekst 'Jongeren en het gebruik van sociale media'?
A
Een korte samenvatting van de tekst geven.
B
Een conclusie van de tekst geven.
C
Een advies geven.
D
Een oproep doen.

Slide 17 - Quiz

Wat is de kernzin van alinea 2?

Slide 18 - Open question

Wat is de kernzin van alinea 3?

Slide 19 - Open question

Wat is de kernzin van alinea 4?

Slide 20 - Open question

Bij de tekst staat een afbeelding. Vind jij dat deze afbeelding wel/niet goed bij de tekst pas? Maak dit duidelijk met een argument.

Slide 21 - Open question

Wat heb je dit uur gedaan waar je tevreden over bent.

Slide 22 - Open question

Waar ben je minder tevreden over / wat zou je de volgende keer anders doen?

Slide 23 - Open question

Wat ga je doen als je klaar bent?
Werken aan het huiswerk: 8.4 opdr 19-21
Oefenen met de woordenschat via Quizlet
Oefenen met de woordenschat via de online methode
Boek lezen
Ik vraag om extra uiteg

Slide 24 - Poll

Exit ticket
  • Lees 1 van de 4 artikelen en beantwoord daarbij de volgende vragen:
  1. Noem een deelonderwerp uit de tekst.
  2. Noem twee hoofdzaken uit de tekst. 
  3. Noem twee bijzaken uit de tekst.
  4. Geef een voorbeeld van figuurlijk taalgebruik.
  5. Noteer 2 signaalwoorden + geef aan welk verband ze aangeven / Geef een alinea-verband aan + de alinea nummers van de verbonden alinea's.

  • Lever je antwoorden in > goed genoeg? > je kan zelf aan de slag.
    Niet goed? Extra uitleg volgen/met mij oefenen. 

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Link

Slide 27 - Link

Slide 28 - Link