2023_week 49_2v_les 2_zinsontleding+lesen+deutsches Lied

1 / 26
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 55 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Du hast 3 min für:


Je hebt 3 min om: 

  • Jacke aus
  • Laptop geschlossen auf dem Tisch
  • Buch/ Heft/ Stift auf dem Tisch
timer
3:00
  • Als de timer is gestopt zie ik iedereen in stilte de tekst Fleisch oder kein Fleisch op blz. 40 lezen

Slide 3 - Slide

  • Lesen: Text Fleisch oder kein Fleisch
  • Aufgabe 5, Seite 41 dazu machen
  • Fertig? Wörter Lektion 4, 5, 6 schreiben. Seite 52
timer
10:00

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Was machen wir heute?
  • Leseaufgabe und Wörter schreiben
  • Wiederholung: voorzetsels, vaste naamvallen, persoonlijke voornaamwoorden

  • Erklärung zinsontleding 
  • Aufgabe zinsontleding
  • An die Arbeit

  • Abschluss/ Hausaufgaben
  • deutsches Lied


Slide 6 - Slide

Am Ende der Stunde........
kannst du ein Satz analysieren dadurch, dass du Aufgaben gemacht hast.

Slide 7 - Slide

Satzanalyse (zinsontleding)
  •  Wat is een naamval?

  • Naamvallen zijn nodig om de  functie van een zinsdeel aan te geven.
  • Welke zinsdelen ken je in het Nederlands?
  • Onderwerp, meewerkend voorwerp, lijdend voorwerp, persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde (Wat is het gezegde?)
  • Alle werkwoorden in een zin

Slide 8 - Slide

Wiederholung
  • Het onderwerp staat in de 1e naamval (Nominativ)
  • Het meewerkend voorwerp staat in de 3e naamval (Dativ)
  • Het lijdend voorwerp staat in de 4e naamval (Akkusativ)
  • Er is ook nog een 2e naamval die een bezit aangeeft. Deze leer je in de bovenbouw (Genitiv)

Slide 9 - Slide

Bij de naamvallen horen voorzetsels
Voorzetsels met de 4e naamval                    Voorzetsels met de 3e naamval
(Präpositionen mit dem Akkusativ)                (Präpositionen mit dem Dativ)

  • durch 
  • für
  • gegen
  • ohne
  • um
  • door
  • voor
  • tegen
  • zonder
  • om

Slide 10 - Slide

Bij de naamvallen horen werkwoorden

Slide 11 - Slide

Bij de naamvallen horen persoonlijke voornaamwoorden

Slide 12 - Slide

der-Gruppe met de lidwoorden en woorden als deze, elk, sommige, zulke, alle en welke
der-Gruppe

Slide 13 - Slide

ein-Gruppe met het onbepaald lidwoord een en de bezittelijke voornaamwoorden

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Stap 3
  • Hoe weet ik nu of het woord dat voor het zelfstandig naamwoord staat, de 1e naamval, de 3e of de 4e naamval krijgt als er geen voorzetsel in de zin staat?

Slide 16 - Slide

Ontleden                   NEEM OVER OP JE SPIEKBRIEF!
Hoe vind je het onderwerp
1e naamval? 


Hoe vind je het meewerkend 
voorwerp 3e naamval?

Hoe vind je het lijdend voorwerp 
4e naamval?
  • Wie of wat + gezegde (persoonsvorm) een persoonsvorm is een werkwoord dat in de zin van tijd kan veranderen. 
  • AAN/VOOR WIE +gezegde+onderwerp. 
  • WAT+ gezegde+onderwerp. 

Slide 17 - Slide

Beispiele
Onderwerp: De man geeft de vrouw een kus. 
Wie geeft?

Meewerkend voorwerp: De man geeft de vrouw een kus. 
AAN WIE geeft de man?

Lijdend voorwerp: De man geeft de vrouw een kus.
Wat geeft de man?

Slide 18 - Slide

Noteer het zinsdeel en de naamval van het 
vetgedrukte woord
timer
4:00

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

An die Arbeit
Machen online: Kapitel 3.4
- Aufgabe 13a, 13b, 13c
- Aufgabe 14



Wie? In stilte

Fertig? 

Versterk jezelf Kapitel 3---------------->
timer
10:00

Slide 21 - Slide

Lernziel
timer
2:00

Slide 22 - Slide

Hausaufgaben
Lernen: 
Woordjes Lektion 1-6 blz. 50-53

kijk op you tube filmpjes over zinsontleding als je ontleden nog lastig vindt.

Slide 23 - Slide

Abschluss
Niet inpakken - luisteren - ik sluit de les af
  • na mijn startsignaal: inpakken
  • zitten blijven tot de bel gaat- stil

  • dan: klaar :)

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

Tschüss 😁
Tschüss und bis Morgen!!

Slide 26 - Slide