kannst du ein Satz analysieren dadurch, dass du Aufgaben gemacht hast.
Slide 7 - Slide
Satzanalyse (zinsontleding)
Wat is een naamval?
Naamvallen zijn nodig om de functie van een zinsdeel aan te geven.
Welke zinsdelen ken je in het Nederlands?
Onderwerp, meewerkend voorwerp, lijdend voorwerp, persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde (Wat is het gezegde?)
Alle werkwoorden in een zin
Slide 8 - Slide
Wiederholung
Het onderwerp staat in de 1e naamval (Nominativ)
Het meewerkend voorwerp staat in de 3e naamval (Dativ)
Het lijdend voorwerp staat in de 4e naamval (Akkusativ)
Er is ook nog een 2e naamval die een bezit aangeeft. Deze leer je in de bovenbouw (Genitiv)
Slide 9 - Slide
Bij de naamvallen horen voorzetsels
Voorzetsels met de 4e naamval Voorzetsels met de 3e naamval
(Präpositionen mit dem Akkusativ) (Präpositionen mit dem Dativ)
durch
für
gegen
ohne
um
door
voor
tegen
zonder
om
Slide 10 - Slide
Bij de naamvallen horen werkwoorden
Slide 11 - Slide
Bij de naamvallen horen persoonlijke voornaamwoorden
Slide 12 - Slide
der-Gruppe met de lidwoorden en woorden als deze, elk, sommige, zulke, alle en welke
der-Gruppe
Slide 13 - Slide
ein-Gruppe met het onbepaald lidwoord een en de bezittelijke voornaamwoorden
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Stap 3
Hoe weet ik nu of het woord dat voor het zelfstandig naamwoord staat, de 1e naamval, de 3e of de 4e naamval krijgt als er geen voorzetsel in de zin staat?
Slide 16 - Slide
Ontleden NEEM OVER OP JE SPIEKBRIEF!
Hoe vind je het onderwerp
1e naamval?
Hoe vind je het meewerkend
voorwerp 3e naamval?
Hoe vind je het lijdend voorwerp
4e naamval?
Wie of wat + gezegde (persoonsvorm) een persoonsvorm is een werkwoord dat in de zin van tijd kan veranderen.
AAN/VOOR WIE +gezegde+onderwerp.
WAT+ gezegde+onderwerp.
Slide 17 - Slide
Beispiele
Onderwerp: De man geeft de vrouw een kus.
Wie geeft?
Meewerkend voorwerp: De man geeft de vrouw een kus.
AAN WIE geeft de man?
Lijdend voorwerp: De man geeft de vrouw een kus.
Wat geeft de man?
Slide 18 - Slide
Noteer het zinsdeel en de naamval van het
vetgedrukte woord
timer
4:00
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
An die Arbeit
Machen online: Kapitel 3.4
- Aufgabe 13a, 13b, 13c
- Aufgabe 14
Wie? In stilte
Fertig?
Versterk jezelf Kapitel 3---------------->
timer
10:00
Slide 21 - Slide
Lernziel
timer
2:00
Slide 22 - Slide
Hausaufgaben
Lernen:
Woordjes Lektion 1-6 blz. 50-53
kijk op you tube filmpjes over zinsontleding als je ontleden nog lastig vindt.