11.2 Leerdoelen behaald

• Biologie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

11.2 Bevruchting

Leerdoelen behaald?!

Aan het einde van de les:

  

• Kan je beschrijven hoe een zaadcel een eicel bevrucht;
  
• Ken je de namen en werking van enkele voorbehoedsmiddelen (condoom, pil, anticonceptiepleister, hormoonstaafje, spiraaltje en sterilisatie);
  
• Kun je op de correcte manier een condoom omdoen.
  

Eicellen zijn groter dan zaadcellen omdat:

1. Ze moeten kunnen zwemmen
2. Ze reservevoedsel bevatten
3. Er een baby in moet kunnen groeien.
4. Een eicel rond is en een zaadcel niet.

Welke van de onderstaande volgorde is juist?

1. Eisprong-Celdeling-Bevruchting-Innesteling
2. Innesteling-Eisprong-Celdeling-Bevruchting
3. Eisprong-Bevruchting-Celdeling-Innesteling
4. Bevruchting-Celdeling-Innesteling-Eisprong

Noem twee eisen waaraan een goed voorbehoedmiddel voldoet.

Noem twee manieren die een zwangerschap voorkomen door ervoor te zorgen dat een eicel en zaadcel niet bij elkaar kunnen komen.

Welk voorbehoedsmiddel zie je hier?

1. Hormoonstaafje
2. Prikpil
3. Spiraaltje
4. Sterilisatie

Een vrouw heeft zich laten steriliseren. Vinden bij deze vrouw nog menstruatie en ovulatie plaats?

1. Wel menstruatie en geen ovulatie
2. Alleen ovulatie en geen menstruatie
3. Zowel menstruatie als ovulatie
4. Zowel geen menstruatie als geen ovulatie

Welke voorbehoedsmiddelen zijn onbetrouwbaar?

Drie voorbehoedsmiddelen zijn de pil, het condoom en het spiraaltje. Bij welke van deze voorbehoedsmiddelen berust de werking op het voorkomen van ovulatie?

1. Bij de pil
2. Bij de pil en condoom
3. Bij de pil en het spiraaltje
4. Bij alle drie.