This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
drugs
Slide 1 - Slide
Even herhalen :)
Slide 2 - Slide
Witte bloedcellen hebben een celkern
A
Waar
B
Niet waar
Slide 3 - Quiz
Uit welke bestandsdelen bestaat bloed?
A
Bloedplasma, witte bloedcellen, rode bloedcellen en bloedplaatjes
B
Witte bloedcellen, rode bloedcellen en bloedplasma
C
Witte bloedcellen, hemoglobine, bloedplasma en rode bloedcellen
Slide 4 - Quiz
Rode bloedcellen hebben een vaste vorm
A
Waar
B
niet waar
Slide 5 - Quiz
Het hart en de bloedvaten samen noemen wij het ......
A
hartstelsel
B
bloedvatenstelsel
C
hart- en bloedvatenstelsel
Slide 6 - Quiz
In de grote bloedsomloop stroomt zuurstofrijk bloed naar je organen.
A
waar
B
niet waar
Slide 7 - Quiz
In de rechterkamer stroomt zuurstof arm bloed.
A
Waar
B
niet waar
Slide 8 - Quiz
Welke ader kun je herkennen aan de hartkleppen?
A
slagaders
B
aders
C
haarvaten
Slide 9 - Quiz
Welke ader kun je herkennen aan de eencellige wand?
A
slagaders
B
aders
C
haarvaten
Slide 10 - Quiz
De poortader stroomt van de dunne darm naar de lever
A
waar
B
niet waar
Slide 11 - Quiz
Hoe heet de werkzame stof in cannabis?
A
Alcohol
B
MDMA
C
THC
D
HTC
Slide 12 - Quiz
Wat komt er na het samentrekken van de kamers?
A
Het samentrekken van de boezems
B
Niks
C
Hartpauze
Slide 13 - Quiz
Welke stof heeft een belangrijke rol bij slagaderverkalking?
A
Cholesterol
B
Alcohol
C
Chloor
D
zuurstof
Slide 14 - Quiz
Drugs
Verzamelnaam voor geneesmiddelen en genotsmiddelen die een verdovende, opwekkende of bewustzijn veranderende werking hebben en die tot verslaving kunnen leiden.
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Verslaving
Gewenning of tolerantie
Verslaafd - afhankelijk
Geestelijk afhankelijk
Lichamelijk afhankelijk
Ontwenningsverschijnselen
Slide 17 - Slide
Harddrugs en softdrugs
Opiumwet
harddrugs - groot risico - bijv. xtc, paddo's, coke, heroïne
softdrugs - minder risico's - bijv. cannabis en slaapmiddelen
Tabak + alcohol worden niet tot de drugs geregend, deze worden maatschappelijk geaccepteerd.
Slide 18 - Slide
Je bent verslaafd aan drugs als je er afhankelijk van wordt
A
waar
B
niet waar
Slide 19 - Quiz
Drugs is niet gevaarlijk
A
waar
B
niet waar
Slide 20 - Quiz
Alcohol en tabak vallen onder de Opiumwet
A
waar
B
niet waar
Slide 21 - Quiz
Waarom wordt alcohol niet gezien als drugs?
A
Omdat het geen verslavend effect heeft
B
Omdat het geen verdovende, opwekkende of bewustzijns veranderende werking heeft
C
Omdat het maatschappelijk geaccepteerd wordt
D
Omdat je het mag kopen vanaf je 18e
Slide 22 - Quiz
Harddrugs nemen ........ met zich mee
A
grote risico's
B
minder risico's
C
kleine risico's
D
geen risico's
Slide 23 - Quiz
Als je steeds meer drugs nodig hebt om hetzelfde effect te krijgen dan heb je een ....... opgebouwd.