Unité 3 - C'est qui ? C'est quoi?

Unité 3: C'est qui, c'est quoi? 
1 / 45
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Unité 3: C'est qui, c'est quoi? 

Slide 1 - Slide

Menu du jour - Lundi 2 décembre décembre


- Introduction: unité 3
      
- Regarder: le vlog de Julien 

- Les devoirs et les mots
Na deze les:
-Heb ik kennis gemaakt met het nieuwe hoofdstuk Unité 3
- Kan ik een vlog begrijpen over een Franse film
 

Slide 2 - Slide

Unité 3 "C'est qui? C'est quoi?"
Na deze Unité  kan ik:
  • de vlog begrijpen waarin Julien vertelt over een Franse film.
     
  • in een overzicht specifieke informatie over films vinden en begrijpen.
     
  • het onderwerp herkennen van een gesprek waarin iets wordt beschreven.
     
  • Een straat, gebouw, kamer, dier en een voorwerp beschrijven.
     
  • Mensen beschrijven aan de hand van hun uiterlijk.

Grammatica
  • De verleden tijd met hebben en zijn  & 'bijvoeglijk naamwoord'

Slide 3 - Slide

Lire et regarder
1. Page 86: Faire exercices 1 et 2 

2. Page 88: faire exercices 1 et 2 : ensembe

3. Devoirs: Faire exercices: 3 et 4 + invoeren apprendre 1 & 2 page 114




Slide 4 - Slide

Menu du jour - Lundi 6 janvier décembre


- Planning SO Unité 3
      
- Vocabulaire et Écouter

- Les devoirs et les mots
Na deze les:
Weet je hoe je je kan voorbereiden of de volgende toets.
Kan je in het Frans een beschrijving herkennen 

 

Slide 5 - Slide

La météo
Le ciel est..... 

Slide 6 - Slide

Toets Planning

- Choisis le bon mot
-  Vorm/plaats van bijvoeglijk.n.w. in een zin.
-  Zinnen maken met een plaatje/woord


LEREN : SO op 23 of 24 janvier
Apprendre 1,2,4, 8 + 9
Les couleurs
Grammaire II > het bijvoeglijk naamwoord (apprendre 5)

Slide 7 - Slide

Apprendre 4 : Faire une phrase

Slide 8 - Slide

Écouter page 97

1. Exercice 9, 11, 13 , 14B
2. Faire exercice 10 ---> voca apprendre 3
3. Faire exercice 15-- google classroom (inleveren) 


Slide 9 - Slide

Exercice 15 page cent
Avis de recherche: Tu as perdu ton animal. 

Slide 10 - Slide

Menu du jour - Jeudi 9 janvier décembre


- Grammaire
      
- Vocabulaire 

- Les devoirs et les mots
Na deze les:
Weet je hoe je je kan voorbereiden of de volgende toets.
Kan je in het Frans een beschrijving herkennen 

 

Slide 11 - Slide

La météo
Le ciel est..... 

Slide 12 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord

Slide 13 - Slide

L'adjectif: Bijvoeglijk naamwoord
  • Zegt iets over personen/dingen (= zelfstandig naamwoord)
  • Past zich aan aan het zelfstandig naamwoord
  • Komt achter het znw (behalve de uitzonderingen)

: Waar let je op: de plaats en de vorm 

Slide 14 - Slide

Un adjectif (een bijvoeglijk naamwoord) zegt iets over een zelfstandig naamwoord
Le garçon est petit = de jongen is klein
La fille est petite = het meisje is klein

Le jardin est petit = de tuin is klein
La maison est grande = het huis is groot

Let op! Als het een vrouwelijk woord is, krijgt het bijvoeglijk naamwoord een extra - e.

 

Slide 15 - Slide

Uitgangen
Mannelijk 


Vrouwelijk 
Enkelvoud

bleu
- e

bleue
Meervoud
- s

bleus
- es

bleues

Slide 16 - Slide

mannelijk
vrouwelijk
Mooi/knap
beau
belle
Lang
long
longue
Nieuw
nouveau
nouvelle
Oud
vieux/vieil
vieille
Dik
gros
grosse
Wit
blanc
blanche
Het bijvoeglijk naamwoord - bijzondere vormen enkelvoud

Slide 17 - Slide

mannelijk (mv)
vrouwelijk
(mv) 
Mooi/knap
beaux
belles
Lang
longs
longues
Nieuw
nouveaux
nouvelles
Oud
vieux
vieilles
Dik
gros
grosses
Wit
blancs
blanches
Het bijvoeglijk naamwoord - bijzondere vormen meervoud

Slide 18 - Slide

De bijzondere vormen van het bijvoeglijk naamwoord
  • Als het bijvoeglijk naamwoord eindigt op -x dan eindigt de vrouwelijke vorm op -se 
  • heureux =heureuse 
  • jaloux =jalouse 
  • als het bijvoeglijk naamwoord eindigt op -f dan eindigt de vrouwelijke vorm op -ve
  • sportif = sportive 
  • créatif = créative

Slide 19 - Slide

De bijzondere vormen mannelijk meervoud
  • Als het bijvoeglijk naamwoord eindigt op -eau dan eindigt de mannelijk meervoud vorm  vorm op -x 
  • nouveau =nouveaux
  • beau= beaux
  • als het bijvoeglijk naamwoord eindigt op -al dan eindigt de mannelijk meervoud vorm op -aux
  • national = nationaux
  • international = internationaux

Slide 20 - Slide

Vorm van het bijvoeglijk naamwoord

Slide 21 - Slide

La belle fille 
Un acteur intéressant
Une petite voiture
Le vieux professeur



Slide 22 - Slide

De plaats van het bijvoeglijk naamwoord
De volgende bijvoeglijk naamwoorden komen voor het zelfstandignaamwoord
bon
jeune
grand
vieux
petit
nouveau
premier
mauvais
dernier
long
joli
beau

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Au travail
Faire le Lesson-up
Faire exercices: page 101/102:
 16 A, 16 C--> 2,3  16D 16E  

Slide 25 - Slide

Welke beschrijving past bij dit plaatje?

A
il y a deux petits filles
B
il y a deux grandes filles
C
il y a deux petites filles
D
il y a deux grande filles

Slide 26 - Quiz

Welke beschrijving past bij dit plaatje?

A
lls sont joyeuses
B
ils sont joyeux
C
elles sont joyeux
D
ils sont joyeuxs

Slide 27 - Quiz

Welke beschrijving past bij dit plaatje?
A
ils sont très sportives
B
ils sont très sportif
C
Ils sont très sportive
D
ils sont très sportifs

Slide 28 - Quiz

Beschrijf dat plaatje !

A
c'est une vieux dame
B
c'est une vieilles dame
C
c'est une vieille dame
D
c'est une vieille dames

Slide 29 - Quiz

Beschrijf dat plaatje !

A
c'est un nouveaux portable
B
c'est un nouvelles portables
C
c'est une nouvelle portable
D
c'est un nouveau portable

Slide 30 - Quiz

Welke kleur zijn de ogen ?

A
les yeux sont bleus
B
les yeux sont bleux
C
les yeux sont bleues
D
les yeux sont bleue

Slide 31 - Quiz

Zet de correcte uitgangen achter de soort zelfstandig naamwoorden!
Mannelijk enkelvoud (le/l')
Vrouwelijk enkelvoud (la/l')
Mannelijk meervoud (les)
Vrouwelijk meervoud (les)
Bijvoeglijk
nmw + E
Bijvoeglijk nmw + S
Bijvoeglijk nmw + ES
Bijvoeglijk nmw + niets

Slide 32 - Drag question

Marius est grand. Julian et Tobias sont...
A
grand
B
grande
C
grands
D
grandes

Slide 33 - Quiz

Zet in de goede vorm
La robe est (vert)

Slide 34 - Open question

timer
1:00
vieux
vieille
vieilles
beaux
belle
belles
nouveaux
nouvelle
nouvelles
bons
bonne
bonnes

Slide 35 - Drag question

Meervoud van vieux=
A
vieux
B
vieuxs

Slide 36 - Quiz

groot
slecht
dik
jong
gemeen
oud
jeune
vieux
grand
gros
mauvais
méchant

Slide 37 - Drag question

mannelijk enkelvoud
vrouwelijk enkelvoud
mannelijk meervoud
vrouwelijk meervoud
belle
beau
belles
beaux
nouveau
nouvelle
nouveaux
nouvelles
vieille
vieux
vieilles
vieux

Slide 38 - Drag question

blanc, blanche
A
zwart
B
wit
C
duur
D
lelijk

Slide 39 - Quiz

beau
nouveau
vieux
fou
nouvelle
vieille
belle
folle

Slide 40 - Drag question

les oreilles
le ventre
le nez
les dents
les yeux
la jambe
la tete

Slide 41 - Drag question

de beschrijving
alles
très
la taille
carré
licht
vierkant
léger
de beschrijving
de maat
tout
erg, heel

Slide 42 - Drag question

COMBINEZ:
toucher
étudier
connaître
prendre
écouter
hésiter
studeren
nemen
aarzelen
kennen
luisteren
aanraken

Slide 43 - Drag question

de halsband

Slide 44 - Open question

en tissu
en métal
en plastique
en verre et en bois

Slide 45 - Drag question