th.4 ordening H4 planten en dieren 2 (dieren)

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 3

De tijd voor diagnostische toets H 1 tm 3

H4 planten en dieren: dieren

Th4: Ordening en evolutie

Doelstelling

• Je moet het dierenrijk indelen in 8 afdelingen
• van elke afdeling moet je kenmerken en voorbeelden kunnen noemen

Wat voor gemeenschappelijke eigenschap(pen) hebben alle dieren?

Wat voor verschillende eigenschappen kunnen dieren hebben?

bespreken:

En dan nu....

Maken H4

Opdr. 3, 4 (3. tabel) en 7

Onder welke stam vallen wij als mensen

1. Geleedpotigen
2. Gewervelden
3. Neteldieren
4. Stekelhuidigen

Waar kijken we naar bij het ordenen van dieren?

1. Hoe ze zich voortplanten
2. Waar ze leven
3. Of ze een skelet hebben
4. Op wat voor soort poten ze hebben

Geen skelet

Inwendig skelet

Uitwendig skelet

Wormen

Vissen

Geleedpotige dieren

Bij welke stam van de planten liggen er sporenhoopjes aan de onderkant van bladeren?

1. Mossen
2. Paardenstaarten
3. Varens
4. Zaadplanten

Sleep de passende stam naar het juiste dier.

Sponsdieren

Neteldieren

Weekdieren

Stekelhuidigen

Geleedpotigen

Gewervelden

Soort

• Organismen die onderling vruchtbare nakomelingen krijgen

Populatie

• Een groep organismen van dezelfde soort in een bepaald gebied
  

Welke beweringen zijn juist?
1. De cellen van schimmels hebben een celkern
2. Om de cellen van schimmels bevinden zich celwanden

1. 1
2. 2
3. 1 en 2
4. geen één

Juist of onjuist:
Organismen behoren tot één soort als ze erg veel op elkaar lijken

1. Juist
2. Onjuist

Organismen behoren tot één soort als ze samen vruchtbare nakomelingen kunnen voortbrengen

1. juist
2. onjuist

Persen en siamezen zijn 2 kattenrassen.
Een pers en een siamees zijn 2 verschillende soorten

1. juist
2. onjuist

Een pers en een siamees kat kunnen vruchtbare nakomelingen krijgen

1. juist
2. onjuist