LES 4 - LEESSTRATEGIEËN

Startklaar 

       

       Pak je Chromebook/ laptop voor je

       Start je Chromebook/ laptop op

       Log in op www.lessonup.app 

       Stop je telefoon in je tas of in je jas

      

Inleiding

We hebben al 3 leeslessen gemaakt:

1. Woorden over de ruimte en de toekomst
2. Waar of niet waar
3. Als... dan-zinnen

Vandaag gaan we verder met Verwijswoorden.

Leerdoelen

Aan het einde van de les ...

• weet ik wat een 'verwijswoord' is. 
• kan ik aangeven waar 'verwijswoorden' naar verwijzen.

Leerdoelgericht werken: 

Voor iedere leerling is duidelijk waar er aan gewerkt gaat worden. Docenten geven vanuit deze leerdoelen vorm aan

de inhoud van hun lessen. Om dit voor leerlingen behapbaar te houden wordt alleen het hoognodige aangeboden. Iedere les worden de beoogde leerdoelen kenbaar gemaakt en

worden onderwijsactiviteiten ingezet die moeten leiden tot het beoogde leerdoel. Hierbij wordt gericht ingezet op succeservaringen. Leerdoelen worden vanuit hoge positieve verwachtingen van alle leerlingen geformuleerd en zetten in op succeservaringen. 

Inleiding

In de vorige les ging het over 'Als... dan-zinnen'. 

Weet je nog hoe dat werkt?

We testen het met een quiz!

Hoe kun je de zin afmaken?

Als het winter is...

1. dan is het heet.
2. dan is het koud.

Hoe kun je de zin afmaken?

Als er geen lucht is...

1. dan kan ik niet ademhalen.
2. dan kan ik ademhalen.

Hoe kun je de zin afmaken?

Als het donker is...

1. dan kun je de maan zien.
2. dan kun je de sterren zien.
3. dan kun je de zon zien.

Maak de zin af:

Als het regent, dan...

Maak de zin af:

Als ik geen wekker zet, dan...

Maak nu zelf een zin met 'Als...'

de docent maakt de zin af :)

Verwijswoorden

Een verwijswoord wijst naar een woord dat al eerder is genoemd.

Door verwijswoorden hoef je niet twee keer hetzelfde te zeggen.

Voorbeeld:

Mama is bezig.

Ze heeft geen tijd. 

Wie is 'ze'?

Mama is bezig. 

Mama heeft geen tijd.

01:15

Beantwoord de vraag van de meester:

Wie is dan eigenlijk 'ze'?

1. reizen
2. Lydia Rood
3. een meisje

02:22

Beantwoord de vraag van de meester:

Wie wordt bedoeld met 'het'?

1. sterren
2. het kind
3. belangstelling

Verwijswoorden

Voorbeeld:

Tom speelt gitaar.

Hij doet dat elke dag.

De juffen geven les.

Zij praten veel.

Wie is 'hij'?

Tom speelt gitaar.

Tom doet dat elke dag.

Wie is 'zij'?

De juffen geven les.

De juffen praten veel.

Roos bakt een taart.
Ze is benieuwd hoe die smaakt.
Wie is 'ze'?

Roos bakt een taart.
Ze is benieuwd hoe die smaakt.
Wie is 'die'?

Roos bakt een taart.
Ze is benieuwd hoe die smaakt.
Wie is 'die'?

Ik begrijp wat een 'verwijswoord' is.

😒🙁😐🙂😃

Aan de slag!

Maak de opdracht 'Leesstrategieën'.

Als je verwijswoorden moeilijk vindt, doe je mee met de docent. 

Ben je klaar?

1. Maak het werkblad met verwijswoorden.
2. Werk aan je taken in Numo Nederlands.

Afsluiting

Je hebt opdrachten gemaakt met 'verwijswoorden'. 

Is het gelukt?

We gaan de opdrachten nakijken.

In de slotfase van de les controleert de docent of de leerdoelen door alle leerlingen behaald zijn en plaatst de les in de context van de betreffende periode. De docent evalueert samen met de leerlingen de les, het proces en blikt vooruit. 

Hoe heb je het werkblad gemaakt?

😒🙁😐🙂😃

Begrippen uit deze les

• Verwijswoord